Hildo in Amerika

3 maand kris kras door het beloofde land in 1991

(Page 3)

 HOME    Page1    Page2 

Donderdag 15 augustus 1991

Las Vegas, Nevada

Het is 26 minuten over 9 ’s ochtends en we zitten in het Capri Motel in Las Vegas, Nevada. Heb gisteravond niet meer geschreven, alle puf was weg. Gisteren hebben we zo’n 250 mijl gereden van Flagstaff naar Las Vegas en hoe dichter we bij Las Vegas kwamen, hoe warmer het werd. Bij de Hoover Dam (een grote stuwdam, gebouwd van 1931 tot 1935 volgens het opschrift) en hebben we een blikje fris uit een automaat getrokken. We waren er aan toe, volgens de thermometer was het 104 graden Farenheit, en ik kan je vertellen dat zo'n 44 graden Celcius gloeiend heet is. Ik stond te duizelen van de hitte. Ingrid kan er beter tegen dan ik. Je kunt nog beter stilstaan in de brandende zon dan rijden. Als je rijdt, wordt het alleen nog maar warmer. Geen frisse rijwind, het is een oven. Veel cactussen gezien overigens. Nog niet van die echte cowboydingen, die grote die je in Westerns ziet, maar die komen waarschijnlijk ook nog wel. Wat ons nog het meest verbaast, is dat er in die dorre, uitgestrekte en gloeiende omgeving nog steeds mensen wonen. Helemaal alleen in hun (meestal behoorlijk krakkemikkige) huisje met wat ouwe rommel er omheen. Waar ze van leven, daar heb ik geen idee van. Ze kunnen toch niet allemaal in één van de af en toe opdoemende wegrestaurants werken? De Hoover Dam is de grens tussen Arizona en Nevada. Helaas betekende dat ook dat je zonder helm de dam op mocht, maar halverwege het ding op moest zetten (Helmetlaw). Ik wist het niet, maar een patrouillerende agent wel en het leek ons verstandiger, hoe onprettig ook, toch maar te doen wat hij zei. Het was donker geworden toen we Las Vegas binnen reden. Het ligt in een groot dal en het doemt ineens in de verte op als je op de top van een heuvel komt. Allemaal lichtjes, een mooi gezicht. We hebben besloten nog een extra dag in Las Vegas te blijven hangen. We hebben mazzel met het motel: stereo-installatie, tv, waterbed, airconditioning, douche en bad, overal spiegels (hi, hi), zéér ruim en last but not least een zwembad op 20 meter afstand. We zijn gewoon even bezig ons verschrikkelijk rijk te voelen en, geloof me of niet, het gevoel bevalt me wel.

Nevada. Een zwembad bij het Capri motel in Las Vegas. Luxe!

 

Het casino der casino's 'The Golden Nugget'. We hebben er wat gedronken en een dollar verspeeld aan een eenarmige bandiet. Foto's binnenin het casino zijn mislukt omdat het rolletje in oude fototoestelletje vast liep. Foto's doorelkaar genomen. Jammer.

 

Downtown Las Vegas, wie kent het niet?

Vrijdag 16 augustus 1991

Gisteravond zijn we het centrum van Las Vegas nog in geweest, na er ’s middags al even geweest te zijn. Bekeuring gekregen omdat de motor fout geparkeerd stond. Ha, ha, verscheurd en weggegooid. Mogen ze komen ophalen in Nederland! Door de Golden Nugget geslenterd en wat gedronken. Uiteraard nog even aan zo’n gokkast getrokken en maar liefst een hele dollar vergokt. De souvenirwinkels hebben hier een ongelooflijke hoeveelheid zooi. Van baseballpetjes met een drol erop en wc-brillen van doorzichtig materiaal met ingegoten muntstukken tot oorringen met dobbelsteentjes en plastic vogels die over hun stokje heen en weer lopen en piepen. Wat dacht je van een opgezette ratelslang met een pruik? Of cactussen van stof die niet nauwelijks op een cactus lijken? Je snapt niet dat sommige dingen verkocht worden, maar Amerikanen zijn een apart volkje af en toe. Omdat ook wij toeristen zijn hebben we een sleutelhanger gekocht, voor Ingrid, met 'To hell with work, let's go to Las Vegas' erop, heb je ook nog wat aan. De ruimte op de motor is ook beperkt dus veel souvenirs zullen we sowieso niet meenemen uit Amerika. We zullen zo meteen weer op de motor stappen en vertrekken. Las Vegas is leuk, maar ik heb het wel weer gezien. De temperatuur loopt vandaag nog hoger op, vertelde de man op tv. We wilden eerst nog door Death Valley rijden, maar we hebben besloten om er toch maar van af te zien. Denk dat ik anders onderweg zo van de motor afval want daar is het natuurlijk alleen nog maar heter. We gaan op weg naar San Francisco. Iedereen zegt dat het een mooie stad is en de temperaturen liggen aan de kust op een normaal niveau. Afgezien daarvan, wil ik nog even over de Golden Gate knappen.

Zondag 18 augustus 1991

Heb gisteren niet geschreven, had er geen zin meer in. Na weer hele stukken woestijn èn bijbehorende hoge temperaturen (zeker voor deze tijd van het jaar), hebben we een motel genomen in Mojave. We zijn langs Edwards Airbase gereden waar die Spaceshuttle (altijd?) landt. Wat het meest indruk op me gemaakt heeft, was het moment dat de zon onder ging. De hele woestijn, graspollen en cactusbomen, was in een rode gloed gehuld. Niks mooier dan je apehanger door zo’n landschap te zien schuiven. Eventjes hebben we nog een afslag genomen naar een ghost town, maar het is niets anders dan een toeristische attractie, dat stadje. Compleet met gids, elektriciteit, waterleiding, museum, etc. We hebben verder niet de moeite genomen om er wat van te bekijken. 

Het 'Spookstadje' Calico in Californie. Een toeristische trekpleister die niets meer met een echte spookstand uit te staan heeft.

Vandaag hebben we een stuk mooiere rit gehad. Schier onafzienbare rijen sinaasappels, pruimen en druiven. Smaakten ook goed overigens. Er staan een soort van windmolens verspreid tussen de bomen die het water uit de grond halen, volgens mij. Californië is verrekte droog. Het was een stuk minder droog in het Sequoia National Park. We reden er heen in de veronderstelling dat sequoia’s van die hele grote cactussen zijn, maar dat bleek niet zo te zijn. Het zijn gigantische bomen. Ik vond de weg door het park al mooi en indrukwekkend met een smalle kronkelige weg door de bergen, meestal in de eerste en tweede versnelling, maar de bomen waren toch het klapstuk. Tot over 3000 jaar oud. We hebben de ‘General Sherman’ gezien. Niet de oudste, hoogste of dikste, maar wel de boom met het meeste volume en gewicht. Meer dan een miljoen kilo zwaar en een doorsnede aan de onderkant van meer dan 11 meter. Gigantisch. Daarmee het grootste levende object ter wereld met een geschatte leeftijd van tussen de 2300 en 2700 jaar oud, het was dus al een dikke boom toen onze jaartelling begon. Indrukwekkend hoor. 

Fresno, Californie 

Van Las Vegas, via Barstow en Bakersfield naar Fresno gereden

We hebben de sequoia’s achter ons gelaten en zitten nu in Fresno. Wederom een motel. Morgen moet het lukken om San Francisco te bereiken.

Ergens onderweg in Californie. Droog en warm.

Zondag 18 augustus 1991

Ik voel me nogal gammel, het was een nogal lange dag. We kwamen tegen een uur of twaalf ’s nachts pas in Fresno aan. De kronkelige wegen in het Sequoia National Park namen meer tijd in beslag dan ik zo op het eerste gezicht dacht. Als we de spullen weer op de Harley hebben, zal het wel weer gaan. De zon staat, uiteraard, weer hoog aan de hemel. De temperatuur ligt weer op een acceptabel niveau. Gisteren had ik problemen met de schakelstang van de motor. Het draad is gedeeltelijk gestript, maar het was provisorisch te repareren. M’n eigen schuld overigens, want de contramoer heeft de hele tijd al staan te rammelen. Had ‘m gewoon even vast moeten zetten. Zal het ding hier of daar even vast laten lassen. Verder loopt de motor nog steeds als een zonnetje. Geeft geen enkel probleem.

Onderweg in de Buurt van Hollister, Californie en de volgende stop is San Francisco.

Onderweg komen we de grootste palmbomen tegen die we ooit hebben gezien.

xxx Later deze dag: Het is avond en we zitten in één of ander hotel in San Francisco. Een klein hokkie van zo’n 4 bij 3 meter. Geen tv, helemaal niks. Een bed, een wastafel en een bureau. Niet eens handdoeken. Achtendertig dollar kostte de troep maar liefst. Ik hoop maar dat de Harley niet geklauwd wordt, want we zitten 4 hoog en hebben er geen zicht op. Het hangslotje op de achterschijf moet ‘m van dieven vrijwaren, ik hoop er maar het beste van. San Francisco loopt vol met leeglopers, zwervers en rare types. Veel zwarten en Mexicanen ook. De stad zelf is verder echt leuk om te zien. Er zijn veel smalle straten waarvan sommige verschrikkelijk steil lopen. Als je hier door je remmen gaat, ben je goed de klos. Ik heb de financiën nog even nagelopen en we hebben nu nog zo’n 1650 dollar. We komen dus behoorlijk krap te zitten. Bezuinigen, dat is het trefwoord. Geen restaurants, motels e.d. meer tenzij het niet anders kan. Zoveel mogelijk met de tent en ons eigen eten klaar maken. We zijn overigens in Hollister geweest. Hollister is de bekende (beruchte) stad waar alle ellende van de antipathie tegen bikers begon, aldus Easyriders. Het is een onopvallend stadje vol Mexicanen, niks speciaals te zien. We hebben nog een pilsje gedronken in een local bar die, eenmaal binnen, vol bleek te zitten met dronken Mexicanen.Veel lawaai, geschreeuw en gezang aan de bar wanneer de muziek stopte. Heb nog kort gebabbeld en een sjekkie weggegeven. Afijn, dat was Hollister. Morgen verlaten we San Francisco weer en rijden over de Golden Gate richting het Noorden over Highway 1 langs de kust. Er wordt verteld dat die erg mooi is, dus dat checken we even uit.

Duidelijk herkenbaar... San Francisco

Maandag 19 augustus 1991

Waar we momenteel zitten, weet ik niet precies, maar het is ergens langs Highway 116. Highway 1, de kustweg, was wel mooi om te rijden met de vele bochten, maar opschieten deed het absoluut niet. Afgezien daarvan was het koud en mistig. Een kampeerplaats ergens langs de weg kostte maar liefst 19 dollar voor de tent en 5 voor de motor. Fuck maar off, in geen 100 jaar. We zitten nu in de tent ergens op een stuk terrein met bordjes ‘no trespassing’, maar ik heb er schijt aan en bovendien is er hier geen huis te bekennen. Morgen pakken we de Interstate richting het Noorden. Vandaag hebben we al met al misschien een dikke 100 kilometer gereden. Eerst kris kras door San Francisco, op zoek naar de Golden Gate. Het schoot allemaal niet erg op en je wordt er wat kriegel van. Eindelijk de brug gevonden, wat rond gekeken, wat plaatjes geschoten en eroverheen gereden. Bijzonder moment omdat je de Golden Gate zo vaak ziet, op tv, en er dan uiteindelijk zelf met de Harley overheen rijdt. In Sausalito, dat tegen de stad aan ligt, geld gewisseld en in de jachthaven rondgekeken. Een bochtige kustweg, koud en mistig, dat nodigt ook niet uit tot veel rijden. Morgen moeten er echt wat meer mijlen afgelegd worden. Het kaarslicht waarbij ik schrijf, is kloten. Ik krijg last van m’n ogen. Ik stop ermee.

Ingrid poserend voor de bekendste brug ter wereld. De Golden Gate.

 

En dan erover. 

Een memorabel moment om met je eigen Harley over de Golden Gate te rijden.

 

Vanaf de andere kant van de brug. Het uitzicht op San Francisco.

 

Een ietwat duurdere buurt. Sausalito, direct ten noorden van San Francisco.

 

Daarma de kustweg richting het noorden, Highway Number One.

Loopt langs de stille oceaan, en daarmee is Amerika op de Harley doorkruist. 

 

Dinsdag 20 augustus 1991

Een goeiemorgen uit een vochtig tentje. De tent staat nog steeds, en dat was iets waarover ik m’n twijfels had. Allemaal steen hier met een dun laagje los zand van een centimeter of 10 dik. Gisteren hebben we brood, boter en kaas gekocht, maar het brood is dit keer absoluut niet te vreten. ‘Extra zuur’, zie ik er nu pas op staan. Het smaakt alsof het bedorven is. Het ziet eruit als een stokbrood en het zag er nog zo lekker uit gisteren in de winkel. Wat me trouwens opvalt, is dat sinds Ingrid bij me is, ik vrijwel niet meer aangesproken word door mensen. Om naar twee mensen toe te lopen, is blijkbaar een veel grotere drempel dan op iemand af te stappen die alleen is. Ik denk dat ik nog een sjekkie rook en daarna moet er maar langzaam aan opstappen gedacht worden.

Plekje gezocht, en gevonden om het tentje neer te zetten. Is vanuit hier niet te zien.

 

Net zo'n hondje, ik laat overal wat achter.

 

Californie. Redwood Forest. Redwoods zijn de hoogste bomen ter wereld. Tot iets van een dikke 100 meter maximaal dacht ik.

 

Als je goed kijkt zie je onderaan de boom een vlek. Ingrid en de motor.

Zet het een beetje in perspectief, groot hè?

 

Tussen de gigantische bomen door, erg mooie stukken om te rijden.

Woensdag 21 augustus 1991

Kamperen tussen de redwoods

 

En wie nog mocht twijfelen... Ze zijn groot!

Dit keer hebben we gekampeerd tussen Redwoods. Redwoods zijn de langste bomen ter wereld, dacht ik, net zo dik als sequoia’s maar wel hoger. Het lijkt, met een beetje fantasie, wel iets op een reusachtige dennenboom. Het bos staat er hier vol mee. Als je er zo langs rijdt over die kronkelige wegen, met aan de zijkanten die superbomen, dan ziet het er wat onwerkelijk uit. Veel hebben een doorsnede van 3 tot 5 meter schat ik. Vooral in het donker in niets meer dan het licht van de koplamp, lijkt het een soort van surrealistisch sprookjesbos. De bomen lijken veel te groot, en je hebt het gevoel alsof je bent gekrompen en door een soort van reuzenwereld rijdt. Een heel bijzondere en mooie ervaring. Gisteren hebben we ook al de hele tijd door bossen gereden die in een berglandschap staan. Erg mooi. Op het moment zitten we nog een mijl of 50 van Eureka af, dat zo’n beetje op de grens van Californië en Oregon ligt. Na Oregon komt de staat Washington en dan zitten we in Canada. De Harley loopt (uiteraard) nog steeds uitmuntend. Het achterspatbord moet echt wat hoger gemonteerd worden, want de band zit er steeds tegen aan. We rijden dan ook al sinds Salt Lake City niet harder dan zo’n 80 kilometer per uur. Met zo’n gangetje schiet het natuurlijk niet hard op en door het aanslijten slijt de band sneller dan nodig is. We zullen maar weer terugrijden naar Highway 101. Ingrid probeert net een chipmonk, een soort kleine eekhoorn, naar zich toe te lokken. Het beestje trapt er niet in en komt niet dichterbij dan een meter of 3.

Weer terug op Highway 1, bij de oceaan langs. Ergens tussen Eureka en Crescent City

 

Crescent City, Californie

xxx Later deze dag: We zijn niet verder gekomen dan Crescent City, Californië. Ben bij een lasbedrijf geweest in Eureka. Heb daar het achterspatbord losgeschroefd en na het wat hoger gezet te hebben, heb ik het weer vast laten lassen. Schakelstang ook. Het kostte me niks. Daarom zitten we nu in een 25 dollar motel. Eventjes douchen en in een kingsize bed liggen, heel wat beter dan op de grond. Als we in de tent zitten laat ik Ingrid altijd op m’n luchtbed slapen, want je bent een heer of je bent het niet. Weer veel bos gezien vandaag. Ook weer veel van die Redwood bomen. We zullen de volgende weken verder naar het Noorden reizen en er zullen nog wel meer bossen komen, denk ik. Ook in Canada zal er ongetwijfeld wel het één en ander aan bos te vinden zijn. Kamperen in de vrije natuur zal waarschijnlijk wel wat makkelijker worden. Er is hier om de haverklap een National Park en dan kun je het kamperen wel vergeten of je moet fors wat geld neertellen. Illegaal kamperen en midden in de nacht een zoeklicht op je tentje krijgen en dan moeten opkrassen is ook verre van benijdenswaardig. Verder is er weinig terrein wat te gebruiken is of  het is privé-eigendom en ook dan ben je niet welkom. De wild-kampeermogelijkheden in Amerika zijn veel minder dan ik me had voorgesteld. Alleen in de Rocky’s zijn er relatief veel mogelijkheden.

Donderdag 22 augustus 1991

Het is avond, tegen een uur of 11, en de plaats is Roseburg, Oregon, in het Royal Inn Motel. 25 dollar. Het moest maar, want ik voelde me beroerd en had koppijn. Absoluut geen enkele zin om ergens dat verrotte tentje op te zetten. Zonder tent wil Ingrid niet. Ze heeft een doodsangst voor beren en ik kan nog zo goed m’n best doen, maar die angst klets je niet weg. We zitten nu op Interstate no. 5 richting het Noorden en daar blijven we fijn op zitten tot aan Canada. Als we een beetje doorrijden, moeten we de grens in een dag of 2 kunnen halen. Echt lange stukken rijden we niet, te vermoeiend, zeker omdat ikzelf nu al bijna 2 maanden achter elkaar op de motor zit. M’n achterlichtlampje is stuk denk ik, want hij doet ’t niet meer. Morgen er maar even een nieuwe in schroeven. Verder is er eigenlijk weinig te vertellen. Nog steeds veel bos en bergen. Ga maar wat slapen want morgen wil ik er op tijd weer uit. O ja, toch nog iets interessant te melden. We zijn vandaag onderuit gegaan. Niet hard en er is ook niks stuk, hoewel dat makkelijk had gekund omdat ik op de linkerkant viel. Op de koppeling dus en dat is geen prettig idee met een open belt. Ik maakte stapvoets op grind een scherpe draai naar links, met het stuur tegen de aanslag. Op een schuinlopende berghelling. Dat, tezamen met een volgeladen Harley met een 10 inch overstock vork met een hoek van 42 graden, is een verkeerd moment om je evenwicht ook maar een beetje te verliezen. Ik kiepte oneervol met het hele zwikkie om. Ingrid heeft last van haar kont en ik heb m’n knie opengehaald. Geen van beiden iets blijvends, en de motor is nog heel, dus het is te overzien. Op dezelfde plek hebben we nog een Zeppelin gezien, zo’n luchtschip. We gaan pitten.

Oregon. Een zeppelin, luchtschip eigenlijk. Een echte met motoren eraan en mensen in de gondel eronderin. Die hadden vast een mooi uitzicht want wij op de grond hadden dat ook al. Zie de foto's hieronder.

 

De enige keer dat we met de Harley tegen de vlakte gingen was overigens hier. Misschien was ik wel beneveld door de mooie natuur...

Vrijdag 23 augustus 1991

Oregon. Ijsje gegeten bij O'Brian Country Store, tevens US Post Office en benzinepomp. De gevangenis, 'jail' stond er met dikke letters op, was er tegenover.

Zaterdag 24 augustus 1991

Gister heb ik overgeslagen want er is eigenlijk weinig over te vertellen. Veel boeren die het land bewerken in een wolk van stof. Hier in het laatste stuk van Oregon is het wat vlakker. Via Portland, een stad die lijkt op spaghetti vanwege de vele snelwegbruggen, zijn we terecht gekomen in de staat Washington en met een beetje mazzel halen we Canada vandaag (of niet, what the fuck). Hebben de tent opgezet bij een rivier en van het droge drijfhout dat hier ligt een kampvuur gemaakt. Gisteravond was het gezellig en vanmorgen was het lekker warm want de temperatuur zakt hier tegen de ochtend behoorlijk. Ook als het warm geweest was, had ik het vuur aangestoken want spelen met vuur is en blijft natuurlijk fantastisch. Gooi er gelijk nog maar weer even wat hout bovenop. Gevist heb ik ook, maar er zit hier volgens mij vrijwel geen vis, alleen van die superkleintjes, en daar is niks aan. Vannacht hadden we bezoek. Wat het was, weet ik nog steeds niet, maar het klonk alsof het door de rivier heenstapte en zich daarna schudde, zoals een hond dat doet. Daarna een soort van grom, maar misschien waren het wel vleugels van een opvliegende vogel. Ik had de schrik goed te pakken en heb gelijk ons eten (brood en kaas) naar buiten gegooid. Met m’n mes in de ene en m’n spuitbus gas (erger dan traangas en het zou een grizzly stoppen, aldus de verkoper) in de andere hand zat ik door m’n tentje naar buiten te gluren of er een vlees vretend beest van een zeshonderd kilo grommend door de rivier liep. Ik voelde me op dat moment knap lullig met m’n busje gas en mesje. Maar we leven nog, misschien is het wel fantasie geweest.

Washington State. Schrijvend aan dit reisverhaal, aan de rivier waar we dachten een beer te horen.

Zondag 25 augustus 1991

Ben wakker geworden na een tamelijk rottige nacht. Sjekkie gerookt en toen op m’n knieën naar buiten gekropen om te plassen. Ingrid is net klaar met haar onvermijdelijke make-up en nu zitten we mekaar een beetje stompzinnig aan te kijken. Wat wordt de volgende stap? We hebben gisteren vergeten iets te eten te kopen. We zitten aan de kant, in een stukje kaal bos, aan de oprijlaan van een boer. Het valt echt niet mee om een fatsoenlijke kampeerplek te vinden. Overal wonen mensen en staan bordjes ‘verboden toegang’. Er is ruimte zat, maar de grond is allemaal privébezit of bos. Er is vaak weinig verschil met Europa wat kampeerplaatsen betreft. Alleen zijn de officiële campings in Europa een stuk goedkoper. Dertig of veertig gulden per nacht is toch niet normaal meer voor een stukje grond voor je tentje? Gisteren zijn we door Seattle gereden, ook een grote stad met veel verkeer en spaghettistraten. De skyline was leuk om te zien, net echt. Een aantal wolkenkrabbers met daaromheen verspreid de rest van de stad. We hebben de Space Needle ook gezien. Een behoorlijk hoge stellage, futuristisch vormgegeven en een soort vliegende schotel er bovenop. Liften brengen mensen omhoog en naar beneden. Het kwam me een beetje voor als een modern nageaapte Eiffeltoren. Straks vertrekken we maar weer. We hebben nog zo’n 70 mijl te rijden tot de Canadese grens.

xxx Later deze dag: We zijn de grens over gekomen bij Vancouver, Canada. Na een poos in een lange rij te hebben gestaan, waren we aan de beurt. Papiertje gekregen en bij de afdeling Immigratie kregen we, na onze vliegtickets te hebben laten bekijken, een stempel in het paspoort. Het Canadese avontuur kon beginnen. 

Voor de grens van Canada. Lijkt erop dat heel Amerika erheen wil!

 

En we zijn erdoor!

 

Vancouver, Canada

 

Vlakbij Vancouver aangekomen, zagen we de skyline en besloten om die maar even te fotograferen. Motorfiets aan de kant gezet en stationair laten draaien. Net op het moment dat ik het knopje van het toestel indrukte, hoorde ik een klap en jawel: de Harley was omgeflikkerd. De koplamp-unit lag er uit en de apehanger was krom. Kut. De unit heb ik er weer ingefrommeld, maar een krom stuur is een stuk beroerder. Na nog wat in de stad rondgebaald te hebben (een krom stuur rijdt echt voor geen meter!), heb ik in één of ander park het stuur er af gehaald. Met z’n tweeën hebben we op het stuur rondgesprongen. Dat ging. Om het weer naar buiten te buigen, heb ik er mee tegen een dikke boom staan meppen. Dat ging niet, maar na het heet gestookt te hebben op het benzinebrandertje, lukt het. Op onverklaarbare wijze is het stuur tijdens het hele proces opeens wel een stuk breder geworden. Zit ook niet echt lekker meer. 

 

Canada, British Columbia. Straatbeeld van Vancouver... op hetzelfde moment dat ik de foto knip dondert de Harley, die stationair stond te draaien, met met een klap om. 

Stuur krom! Kut!

 

Professionele opname ertussendoor. De eerlijkheid gebied te zeggen dat Ingrid hem genomen heeft. In dit park hebben we op de kromme Apehanger staan springen en weer zo goed mogelijk rechtgemept tegen een boom.

 

Vanmiddag heb ik, terwijl Ingrid de was deed in een laundromat, de ontsteking gesteld, vervroeger gesmeerd en de ketting gespannen. De tweede keer dat ik de ontsteking gedaan heb tijdens deze, alweer dik twee maanden durende, trip. Het aantal kilometers dat ik op de motor gereden heb sinds New York is volgens de kilometerteller onderhand opgelopen tot 17.000, en dat begint al een beetje indrukwekkend te lijken, vindt je niet?

Dinsdag 27 augustus 1991

Eergisteren hebben we in een motel gezeten in Vancouver. Gister heb ik niet geschreven want het was al weer donker geworden en ik had geen zin om in de tent bij kaarslicht nog wast te schrijven. Op het moment is het een uur of 8 ’s ochtends en we lustten wel wat. We rijden over Highway 1 en gisteren kwamen we door een dorp genaamd Hope. We wipten even een koffieshop binnen voor wat koffie en cake. De serveerster was vriendelijk en babbelde wat en vertelde dat Hope het stadje was waar de opnamen voor de film ‘Rambo, First Blood’ gemaakt waren. Da’s wel grappig om te horen. Je herkent het stadje inderdaad van de film als je het eenmaal weet. Ook de rest van de film is vrijwel helemaal rond Hope opgenomen. De natuur in de film is dus Canadese natuur en die is inderdaad de moeite waard. Veel bos, ruig en erg mooi. We zitten momenteel in Shaw Springs op een camping. Volgens het kaartje van de camping 290 km. van Vancouver. Er zitten hier ook een paar mensen, 2 echtparen plus een moeder, hier die zich vervoeren met 3 Yamaha’s 1200 toermachines waarvan 2 voorzien zijn van een aanhanger. Wat slepen die mensen een hoop rommel mee zeg. Het waren Canadezen uit het Oosten van Canada op weg naar Vancouver om daarna richting Yellowstone Park in de USA te rijden. Erg vriendelijke mensen moet ik zeggen. Vandaag rijden we verder richting Calgary en komen daarbij langs gletsjers die erg mooi schijnen te zijn. Nou moet ik zeggen dat alles erg mooi is en al dat mooie kan je op een gegeven moment ook niks meer zeggen omdat al het mooie gewoon wordt. Beetje jammer die gewenning. Minder mooi is dat het geld is onderhand behoorlijk uitgedund tot nog 1000 dollar aan Travellercheques in m’n laars. Moeten geen trammelant meer krijgen met de motor want als we zonder geld komen te zitten zijn we goed de klos. Heb langzamerhand een nieuwe voorband nodig en misschien moet de achterband ook nog verwisseld worden voor we weer terug zijn in New York. Daar moet de motor weer ingekrat worden bij het vervoersbedrijf voor de vlucht naar huis. Het is onderhand 10 uur geworden en we zullen maar weer vertrekken.

Shaw Springs, British Columbia. Ingrid op 290km afstand van Vancouver. 

Hier hebben we gekampeerd. Pure natuur met een paar huizen.

 

De rivier die bij Shaw Springs langsloopt werd vroeger gebruikt door goudzoekers die via het water naar het noorden trokken. Moeten barre tochten geweest zijn zonder wegen en als de winter dan aanbreekt...

 

Machtige natuur, zonder mensen. 

Canada is een fantastisch land als je van natuur houdt.

 

Overweldigend uitzicht. 

Links, in het midden van de foto loopt een zwarte streep. Daar zie je een kleine verdikking inzitten. Een goederentrein. Lijkt een speelgoedtreintje in dit landschap.

Woensdag 28 augustus 1991

Het is 10 uur ’s ochtends. We zitten in de tent op een camping genaamd Smokey Bear Campground, iets ten westen van Revelstoke. De benzinebrander hebben we aangestoken voor de warmte. Buiten is het fris, mistig en het regent bovendien. Heb geen enkele zin om te vertrekken. Gisteren zijn we in de regen aangekomen en we zitten weer midden in behoorlijk hoge bergen, dus de regen zal wel gewoon blijven hangen. Ingrid en ik delen mijn regenpak. Ik de broek omdat ik het meest opspattend water vang van het voorwiel en zij de jas vanwege het opstattende water van het korte achterspatbord. Echt droog blijven we dus geen van beiden. Erg hard regent het gelukkig niet. Het is meer een soort van vies, vuil, smerig miezertje. Er lopen hier trouwens wel degelijk beren rond. Niet veel grizzly’s hier, maar een hoop zwarte beren. Tenminste, dat wordt ons regelmatig verteld. Dat is ook de reden waarom we hier op een camping staan. Bovendien is het kamperen hier in Canada aanmerkelijk goedkoper dan in de States. Vorige keer 6 dollar en deze keer 8. Dan spaar je toch even 20 tot 30 dollar per nacht uit en dat is de moeite waard. Gisteravond hadden we dus het tentje opgezet en ik besloot om me maar eens aan een kampvuur te wagen. Alles was wel nat, maar ik vond het het proberen waard. Ik ben een echte kampvuurmaniak geworden. Ik was bezig om kleine stukjes hout te verzamelen voor het begin, maar Ingrid wilde niet meehelpen. Het was genoeg als één zich belachelijk maakte, zei ze. Alles veel te nat en branden zou het sowieso niet. Kijk, dat van dat belachelijk maken had ze niet moeten zeggen, dat was m'n eer te na! Heb nog veel meer hout aangesleept en alles overgoten met zo’n halve liter benzine uit de benzinetank. Branden, hoe dan ook. Aansteker er bij, tandwieltje knarst over vuursteentje en…Whoem! Allejezus, wat een steekvlam. Ik zag niks meer, behalve vuur. Een paar haren op m’n kop verschroeid (m’n baard is nog compleet), maar het kampvuur brandde! We zaten daar dus zo aan dat kampvuur, in de opening van de tent, gezellig te babbelen. Ik heb nog nooit iemand zo snel een tent in zien springen als Ingrid toen er ineens een zwart, harig beest met een spitse snuit om de hoek van de tent schuifelde en voordat we het wisten was het beest weer weg. Het bleek gewoon een hele grote aardige zwarte hond te zijn. Al dat gepraat over beren begint je op een gegeven moment toch op de zenuwen te werken...

Donderdag 29 augustus 1991

Smokey Bear Campground, de camping, we zitten er nog steeds. Het miezerige regentje van vanochtend ging al rap over in een volwassen regenbui die maar niet wilde ophouden. ’s Nachts bleef het doorregenen. Het tentzeil (grondzeil) is op diverse plaatsen lek en daar kwam natuurlijk water doorheen. We hebben samen op het eenpersoons luchtbed geslapen. Krap, maar gezellig en we zijn bovenal droog gebleven. Vandaag laten we Smokey Bear Campground voor wat het is en stappen we weer op de motor. Het regent nog steeds, maar daar is verder weinig aan te doen, behalve hopen dat het snel ophoudt.

Canada. Vlakbij Glacier National park. Eind Augustus sneeuw/ijs op de bergen. Dat is gegarandeerd een koele omgeving. 28 Augustus hebben we de hele dag in de tent op Smokey Bear campground gezeten. Het regende te erg. Nu valt er nog steeds af en toe een bui.

 

Ingrid heeft de regenjas aan, want het is behoorlijk fris en het wil nog niet echt droog worden. Af en toe een schichtige blik achterom of er al een grizzly beer aan komt rennen, en dan mag je hopen dat de Harley snel aan te trappen is! Gelukkig geen beren gezien, behalve een opgestopte bij Glacier National park.

 

Ik heb de regenbroek, want door de lange vork en de lage zitpositie komt voorop het meeste water van de straat. En de natuur... die blijft maar mooi.

 

Geen onvertogen woord over de Harley hoor! Bijna 18.000km achter de kiezen in Amerika, en Canada, en still going strong. Niets te klagen. 

Zie je hoe breed het stuur geworden is na het akkefietje in Vancouver?

Vrijdag 30 augustus 1991

Banff, Canada

Gisteren viel het met de regen achteraf nog mee. Het was niet één lange regenbui zoals we verwacht hadden, er zaten ook veel droge stukken tussen. Vandaag schijnt de zon weer en da’s iets om te waarderen. We hebben veel natuur gezien. Bergen, bossen, rivieren. Het typische Canada. Als je de natuur in wilt, zit je hier goed. Veel beter dan in de USA. De bossen lijken hier schier eindeloos, met af en toe een stadje. We rijden over de Trans Canada, wat toch de grootste hoofdweg is. Moet je je voorstellen hoe het er verder in het Noorden uitziet. Daar wonen vast helemaal nauwelijks mensen meer. We zitten momenteel op een camping bij Banff. Een kleine 130 kilometer van Calgary. We zullen ‘m weer smeren voordat het straks misschien te warm wordt want de temperatuur trekt weer aan.

Net na de camping in Banff zomaar een moeder met kind etend langs de weg. 

Tamelijk tam overigens.

Zaterdag 31 augustus 1991

Het begon inderdaad knap warm te worden in de buurt van Calgary. We zijn nog even bij de bouwsels van de Olympische Winterspelen van 1988 geweest en hebben onderaan de skischans gestaan. Grappig om te zien, maar het stelde verder weinig voor. We hebben de stad zelf verder links laten liggen omdat we wilden opschieten. Vlak voor we bij Calgary waren, begonnen de bergen te verdwijnen. Het land werd vlak en de wegen saai en recht. De Rockey Mountains zijn ten einde. Gisteren hebben we een camping genomen vlak voor de Amerikaanse grens. Tijdens het wegrijden vergeten om het hangslot van de achterremschijf te verwijderen. Krak! Het slot is gesneuveld maar de schijf en remklauw zijn gelukkig nog heel. 

Butte, Montana

Vanmorgen zijn we de grens zonder problemen overgestoken en via Highway 15 zijn we doorgereden tot aan Butte, Montana. We zitten al weer zo’n 150 kilometer in de bergen. Een prima afwisseling na al die landbouwvlaktes. Butte is een relatief grote stad, gebouwd in een dal zonder opvallende hoogbouw (wolkenkrabbers) maar er staan veel oude gebouwen die tamelijk troosteloos overkomen. Heel Butte, het is een oude mijnstad, heeft iets triests. Een soort Ghost Town waar nog mensen wonen. We hebben een motel gevonden, Eddy’s Rose City Center, voor een kleine 23 dollar inclusief belasting. Even een kleine dosis luxe is wel lekker. Buiten het inschrijfkantoor kwam er een leipkees naar me toe. Hij stonk behoorlijk naar drank en stond tamelijk onvast op z'n benen. Toen hij in de bak zat, had hij de plaatselijke H-D dealer aangeschreven, want hij wilde wel een Sportster als hij vrij kwam. De dealer schreef niet terug (‘wat een stelletje assholes’, voelde ik met ‘m mee) en daarom had hij toen maar een nieuwe Iroc Z gekocht. Hij wees naar een mooie rode sportwagen. Ik mocht de auto wel even mee hebben en samen met Ingrid wat rond de stad sturen. Ja, het ding was zelfs verzekerd. Heb maar gezegd dat ik niet kan autorijden. Moet hier geen gekke toestanden met zo'n kerel. Hup, daar ging z’n T-shirt omhoog. ‘Kijk, allemaal kogelgaten’ (stuk of 3, 4) en een gigantische bobbel, litteken op z’n buik van granaatscherven. Vietnam, ‘het leven is kloten’, ik moest maar even meekomen om wat met ‘m te drinken. De man was verder wel vriendelijk, maar duidelijk dronken, mogelijk niet goed wijs en misschien wel beide. Ik heb z’n aanbod, even vriendelijk, afgeslagen. We komen hier de laatste tijd steeds meer aparte figuren tegen, lijkt het wel.

Zondag 1 september 1991

We zitten in Billings, Montana. Weinig beleefd, golvende heuvels en bergen, verder weinig op te merken. Wel mooi allemaal, maar alles begint zo langzamerhand wat op mekaar te lijken. Fotograferen doe we ook haast niet meer omdat het wat zinloos lijkt. Ik heb ’t idee dat ik alle interessante zaken er al eens opgeknipt heb. Best veel foto's gemaakt. We zitten momenteel weer in een motel. Ingrid voelde zich niet lekker. Morgen wordt de tent weer tevoorschijn gehaald want het steeds verder slinkende geld moet nog een poosje mee. We zijn nu op weg naar Denver, Colorado. Daarna gaat het voorwiel richting het Oosten want ik wil graag, voordat de reis ten einde komt, nog even naar Nashville, Tennesee.

Maandag 2 september 1991

Rattlesnake on trail. Waar zou dat nou zijn?

 

Komt het al bekend voor?

 

Custer's Battlefield, Montana USA.

Jawel, hier is Generaal Custer even flink in de pan gehakt door de Indianen. Evenals al z'n manschappen trouwens. Het is de geschiedenis ingegaan als de laatste overwinning van de Indianen op de blanken. Voor alle gesneuvelde soldaten staan witte steentjes op de plaats waar ze zijn gevallen. Voor de gesneuvelde indianen geen steentje te bekennen, of zouden ze het allemaal overleefd hebben? Ik denk van niet...

Ook bij Custer's battlefield, een militaire begraafplaats. De graven waren van gesneuvelde manschappen uit de oorlog in Korea. Nogal onlogisch.

 

Dinsdag 3 september 1991

Gisteren zijn we van Billings naar Custer’s Battlefield gereden. De laatste slag van general Custer, want de Indianen hebben ‘m totaal in de pan gehakt en niemand van de soldaten heeft de slag overleefd. Een stuk historie dat behoorlijk belangrijk schijnt te zijn voor de Amerikanen. Het landschap schijnt er nog net zo uit te zien als tijdens die slag in 1876. Kleine witte grafstenen markeren de plaatsen waar de gesneuvelde soldaten een dag later gevonden zijn. Grafstenen of andere markeringen die geneuvelde indianen moeten voorstellen zijn er niet. Niet van belang zeker. Er is wel een tentoonstelling van uit die tijd stammende wapens van indianen. Er hangen ook wat geweren en revolvers die echter, volgens mij, niet uit de originele slag stammen. Wat wel origineel is, zijn verweerde patronen, wat platgestampte hulzen en wat verroeste rommel. Custer's laatste slag lijkt wat opgeklopt want in principe stelt het natuurlijk ook weinig voor. Toch leuk om het gezien te hebben. Bij zo'n toeristen winkeltje ter plekke een gipsen Grizzlybeer gekocht. Lijkt net echt, leuk als aandenken voor thuis. Nu nog zien dat ie heel blijft onderweg.. In het wat verderop liggende stadje Buffalo, Wyoming, hebben we wat Mexicaans fast food gegeten, best lekker. Tevens de eerste keer dat in Amerika mijn wegen zich kruisten! Ik ben ook al met Grensch in dat restaurantje geweest, toen ik van Gillette kwam. We zitten nu een 70 mijl van Casper af. Als we even doorrijden, moet Denver vandaag te halen zijn. We zijn van de snelweg af gegaan en hebben de tent opgezet naast zo’n typische ‘corral’. Er zitten geen koeien of paarden in en het ding lijkt ook al tijden verlaten te zijn. Het is half negen ’s ochtends en het wordt al weer wat warmer. We zullen vertrekken.

 

Woensdag 4 september 1991

Het loopt tegen negen uur in de ochtend. Het zonnetje schijnt en het waait behoorlijk hard. We staan op een KOA-camping, een mijl of 25 oostelijk van Denver. Wat KOA betekent, weet ik niet en het interesseert me eigenlijk ook bar weinig moet ik bekennen. Je ziet die campings overal in de States, waarschijnlijk is het een soort van ANWB-achtige organisatie. We kwamen laat aan, tegen half 11, en je moet je dan zelf inschrijven. Fuck maar off. De dertien dollar zitten nog in m’n kontzak. Hopen maar dat dat zo blijft. Eergister heeft één of ander beest me in m’n hals gestoken tijdens het rijden. Alles is weer over en voorbij hoor, wat even ter informatie. De benzinetank lekt trouwens ook weer. Komt natuurlijk omdat ie alleen aan de voorkant vast zit. Trillingen, hè? Dat is overigens al zo sinds Canada, maar ik rij er gewoon mee door. Heb wat papier onder de tunnel en bovenop het framebuis gestopt. Nu sputtert de benzine me niet meer zo in het gezicht. En de tank niet al te vol gooien, helpt ook. Zal de achterketting nog even stellen voor we weer weggaan, want hij hangt er behoorlijk slap bij. Een spuitbus kettingvet moet ik ook nog hebben. De ouwe is op. De wegen zijn saai en recht geworden en dat blijft de eerste tijd ook zo als ik de kaart zie. Vandaag nog rijden we Kansas in, relatief grote staat en alles recht en vlak. Je ziet het direct al aan de wegen op de kaart, alsof iemand ze er met een liniaal op getekend heeft.

 

Donderdag 5 september 1991

Colby, Kansas

We zitten in de staat Kansas, vlak voorbij het stadje Colby, aan Route 24. Alles is hier landbouw. Waar wij zitten, wordt maïs verbouwd. Hoop dat we geen last met de boeren krijgen, we hebben net een stukje uitgezocht waar niets verbouwd werd. Het ligt er wel vol met dooie, ouwe stengels van dat spul. En die dingen zijn me daar verrekte hard. Ribbenkast lijkt wel gekneusd. Het sterft hier ook van een bepaald soort klitten. Scherper dan naalden. Gemeen spul. Als je er gewoon eentje oppakt (ze zijn behoorlijk klein, een centimeter doorsnede), blijven ze vaak al aan je vingers hangen, zo scherp zijn ze. We hebben gisteren niet veel gereden. De wind was vrij hard en we hadden ‘m tegen. En met die apehanger op die open vlakte hier, dat is niet de juiste combinatie om lekker te rijden.

xxx Later deze dag: Het is een uur of 10 ’s avonds en we zijn toch nog goed opgeschoten. Omdat het zo vlot ging, hebben we maar een motel genomen, als een soort van beloning. Lekker bed, goed schoon. Prima. We zitten momenteel in Topeka, de hoofdstad van Kansas. Gewoon weer een andere stad, behoorlijk netjes voor zover ik kon zien, want het was donker. Op de weg hier heen kwamen we door Abilene. Een klein stadje met mooie, dure huizen. Het oude Abilene hebben ze herbouwd op de manier zoals het geweest zou moeten zijn rond 1860 – 1870. Wel op een beetje andere plaats want het nieuwe Abilene sloop je er niet voor natuurlijk. Er staan zelfs nog een paar originele, uit de vorige eeuw stammende, gebouwen bij. Het was in die tijd het trefpunt tussen de trein richting het Oosten en de cowboys die uit Texas kwamen met grote kuddes koeien. Het zou de wildste stad in het Westen geweest zijn want na het afleveren van de koeien kregen de cowboys hun loon en waarschijnlijk waren het niet de meest spaarzame types. Wild Bill Hickok is in Abilene sheriff geweest nadat de eerste afgeknald was, z’n naam ben ik even kwijt, Sam nogwat. Wild Bill zelf werd neergeschoten in Deadwood, South Dakota (vlakbij Sturgis) door huurmoordenaars uit Texas, nadat hij in Abilene een gokker had neergeschoten. De huurmoordenaars zouden betaald zijn door de moeder van de gokker. In het nagebouwde Abilene staat ook nog de originele blokhut, danig aangetast door de tanden van de tijd, van Mr. Wild Bill. Als je naar binnen kijkt kun je hem, of in ieder geval een pop die Wild Bill moet voorstellen, zien zitten. Het is grappig om door het stadje heen en weer te lopen en een heel klein beetje van het ouwe Westen op te snuiven, ondanks dat het nep is. Een echt stukje Amerikaanse cultuur voor ons. Hmmm, dan zijn cultuurliefhebbers toch beter af in Europa denk ik. Morgen gaat de trip verder naar het Oosten, richting Kansas City en daarna St. Louis, Missouri.

Mainstreet van het nagebouwde Abilene

 

Links op de foto de (originele) blokhut van Wild Bill Hickok.

Yes, yes, very interesting. Klik.

 

If you're lookin' for trouble, you came to the right place. Toch?

Geen whisky, we waren nogal laat en alles was al gesloten.

Vrijdag 6 september 1991

Kansas City skyline. Gefotografeerd vanaf de stoep van het Denny's fast-food restaurant keten waar we wat gegeten hebben.

Zaterdag 7 september 1991

Het is kwart over 9 en om 10 uur is het al weer checkout-time. Jammer, ik had nog wel een beetje willen luieren. Ik voel me langzamerhand wat geradbraakt. Elke dag rijden is vermoeiend, hoewel we sinds Canada vrijwel alleen nog Interstates rijden. Het geld wordt steeds minder, dus we moeten een beetje opschieten. Ik moet nog een nieuwe voorband hebben, want het profiel wordt behoorlijk dun en op lekke banden zitten we niet te wachten. Een flesje dot 5 remolie moet er eigenlijk ook nog komen. Al sinds Seattle en Vancouver doet de voorrem niets meer. Het verkeer wordt nu duidelijk drukker (we komen weer in het Oosten) en dan zijn 2 remmen wel zo prettig, vooral in grote steden. Kansas City hebben we gehad, wat gegeten in een Dennies (fast food keten) en we zijn nu nog zo’n 50 mijl van St. Louis verwijderd. We zitten dus al weer lang en breed in Missouri. Trouwens, iets wat me opviel, Kansas City ligt niet in Kansas, maar vlak over de grens in Missouri. Beetje bijzonder? De wegen en het landschap zijn weer een beetje heuveliger en bochtiger geworden. De staat Kansas is een duizend kilometer (of meer) lange verveelroute. Vlakke en zeer rechte wegen waar geen eind aan komt. Ik hou er mee op want het is half 10 geweest en we moeten dus weer afnokken.

Zondag 8 september 1991

De voorband is omgewisseld. We waren vlak voor St. Louis, Illinois, toen ik een bobbel op de band ontdekte. Heb iemand gevraagd waar de dichtstbijzijnde H-D dealer was en dat bleek in St. Charles, een voorstadje van St. Louis, te zijn. We stonden daar bij een benzinepomp wat te drinken en daar hebben we Mike ontmoet. Hij vertelde dat de lokale zaken oplichters zijn en dat ik maar met hem mee moest komen. Bij ‘m thuis hebben we de voorband omgewisseld. Hij had nog een nieuwe 21 inch liggen die hij gekocht had op een swapmeet. Ik mocht hem hebben voor 25 dollar, dezelfde prijs die hij er voor betaald had. Meer geld dan dat wilde hij absoluut niet hebben. Een mazzeltje voor mij dus. Het uitbalanceren bij het Harleyzaakje kostte maar liefst 10 dollar, inderdaad duur. Gisteren hebben we de eerste passagierstrein in de States gezien. Goederentreinen zijn hier enorm (tot met 5 locomotieven ervoor) en talrijk, maar personenvervoer, daar doen ze hier vrijwel niet aan. Het viel gewoon op toen we de trein zagen. Wat je wel vrij regelmatig ziet, zijn die beroemde Greyhound lange-afstandsbussen. Ik moet zeggen dat de Amerikanen, zoals met wel meer zaken, daar mee achterlopen. Onze touringcar bussen in Europa zijn heel wat mooier en moderner. Treinen zien er overal ook behoorlijk uitgeleefd uit. Een ander iets dat opvalt in Amerika, zijn de auto’s. Ik vond Amerikaanse wagens altijd mooi, maar nu ik hier zo’n 2,5 maand en meer dan 21.000 km. rondgetuft heb, denk ik daar wat anders over. Amerikaanse ontwerpers hebben duidelijk een probleem. Pontiac Firebirds, Chevrolet Camaro, Chevrolet Corvette, oude modellen Cadillacs en nog een paar modellen zijn geslaagd en hebben een uitgebalanceerd geheel. De overgrote meerderheid van de automobielen kampt echter met één groot probleem: de achterkant. Vooral nieuwe modellen hebben dat. Als je ze vaak genoeg ziet, zijn ze gewoon lelijk. Een auto bouwen zoals Mercedes, BMW of de Japanners dat doen, kunnen ze niet. De pickups, die hier zo veel rondrijden, zijn ook allemaal gelijk. Dodge, Chevrolet of Ford, ze zijn vrijwel identiek en even vierkant. De Toyota’s bijvoorbeeld, zijn qua model gewoon wat mooier en vloeiender. Ik denk dat het met de Amerikaanse automobielen, ondanks dat ze veel kleiner geworden zijn, toch nooit wat wordt in Europa. Amerikanen zijn dol op luxe, meer en veel tot overkill aan toe, maar smaak hebben ze niet.

Maandag 9 september 1991

Madisonville, Kentucky

We zitten in een motel in Kentucky, langs Route 41. De snelweg is een tolweg en hebben we niet genomen omdat ik net de 2 laatste dollars in benzine gestoken had. We zijn gestopt bij een motel, 6 mijl voor Madisonville. Boven de stad hing een enorme regen- en onweersbui die ons niet aansprak. Ik heb in het motel een Travelercheque omgewisseld. Dat houdt tevens in dat er nu nog 5 Travelercheques van 100 dollar in m’n laars steken. Het wordt echt krap, dus we moeten maar even opschieten naar Nashville en dan zo snel mogelijk weer terug naar New York City, voor het geld opraakt want dan zijn we goed de klos. Het zal allemaal wel lukken, zolang de Harley heel blijft. Een klein dingetje is nog niet zo’n ramp, maar dingen als kleppen door de zuiger komen gaan boven m’n budget. Zal wel niet gebeuren, want tot nu toe is het voorbeeldig gegaan. Gisteren stonden we trouwens wel weer bijna zonder benzine. Ik had me vergis met de tellerstand en een benzinepomp hadden we al een tijdje niet gezien. We zijn gestopt bij een boerderij en hebben gevraagd naar de volgende pomp. Die bleek maar 3 mijl verder te zijn, dus wel te doen. De gepensioneerde boer (70) raakte echter niet uitgepraat, waarschijnlijk komen daar niet zo vaak mensen langs, en hij ging maar door. Over z’n paard, die hij aan de teugels vasthield, over een neef of zo die een paard had gekocht voor 350 dollar en daarmee háást barrelrace-kampioen geworden was (wat dat ook moge zijn) en over z’n zoon die dik geworden was sinds hij als trucker rond rijdt. Supervriendelijke mensen, die boer en z’n vrouw. We stappen weer op en gaan naar Nashville, nog een kleine 100 mijl rijden. Een biertje in Nashville, dat moet je gehad hebben. Al is ’t maar eens in je leven, of wat?

Dinsdag 10 september 1991

We hebben ons bier in Nashville gehad in Tootsie’s: een kroeg op Broadway, met een live one-manband, die prima country en western speelde voor fooien. Verder hebben we wat door downtown Nashville op en neer gereden, maar geen mensen met cowboyhoeden of gitaarspelende cowboys gezien. Kortom, Nashville was een tegenvaller. Het is gewoon een middelgrote, Amerikaanse stad die weinig verschilt van de rest. Het regende, misschien dat er daarom ook wel wat weinig te beleven viel. Ik hoorde een opvallend verhaal van een kerel met een zaak in van die vierwielige Japanse motorfietsen. Ik moest een metrische M8 bout hebben voor de onderste schetsplaat van m’n voorvork. Die was er uit gerammeld. Dacht ik eerst, maar hij bleek afgeknapt te zijn. Ik zal de schetsplaat vandaag even laten lassen voor de zekerheid, denk ik. In ieder geval, de eigenaar vertelde me een verhaal over een familielid van ‘m die een truck bestuurde en met het ding door de Bronx (New York) reed. Bij een stoplicht sprongen ‘m een paar zwarten op z’n truck. Ze sneden slangen door en jatten een wiel van z’n vrachtwagen (dat begreep ik er in ieder geval van, de mensen in Kentucky hebben een bijzonder accent). Uiteindelijk kwam de politie en gingen de mannen er vandoor. De agenten vertelden hem dat wanneer hij weer door de Bronx reed en overvallen werd, hij die lui gewoon moest afschieten en maken dat hij wegkwam. Bespaarde hun een hoop papierwerk. En het zou de agenten pure ernst zijn geweest, niks geintje. Hij vertelde het bloedserieus en ik weet het niet, maar het lijkt me een sterk verhaal. Misschien waar en misschien niet. Hoe dan ook, de man kon het mooi vertellen. We zitten momenteel in een motel, zo’n 30, 40 mijl ten Noorden van Nashville. Het klimaat hier is vochtig en drukkend warm met regelmatig regenbuien. Hoop dat we niet te gek veel regen krijgen tijdens het laatste stuk naar New York. We moeten het, als we een beetje doorrijden, in een dag of drie kunnen halen, schat ik. Als we de vliegdatum voor het weekend nog kunnen regelen, zou dat mooi zijn. Misschien lukt het zelfs om dit weekend al weer terug te vliegen.

Woensdag 11 september 1991

We zijn gisteren doorgereden tot het donker werd. We hebben in totaal een dikke 500 kilometer gereden. Vandaag halen we dat niet, schat ik, want Ingrid wil nog wat kleren wassen en ik moet m’n bril laten repareren want die is bijna doormidden geknapt. Gister, voor we vertrokken, heb ik nog even de ketting gespannen en de remblokken van de achterrem vervangen. De voorrem doet nog steeds niks. Er zit behoorlijk wat lucht in de leidingen en het zou niet verkeerd zijn om dat er uit te halen. Het blijft er telkens bij. Ben gewoon een lui zwijn. Zal de olie in de versnellingsbak nog even controleren voor we vertrekken. Zit beslist nog genoeg in want een paar duizend kilometer terug heb ik ‘m nog bijgevuld met motorolie. Versnellingsbakolie had ik even niet en wat zou het ook. Als het maar smeert. Toch even het peil controleren, want ik zou evengoed de pest in krijgen als de Harley op het laatste moment nog stuk zou lopen. De achterband begint behoorlijk slijtageverschijnselen te vertonen, maar het rubber is nog zat dik genoeg om naar New York te rijden. Nog een 700, 800 kilometer schat ik, als ik de kaart aanschouw. Nu ik toch aan het schrijven ben, wil ik even een paar sprookjes de wereld uithelpen die je telkens hoort over het Amerikaanse verkeer. Iedereen zou zich strikt aan de snelheidslimiet houden van 55 mijl per uur (88 km.). Bullshit. Heb geen enkele staat gezien waar de snelheidslimiet op de Interstates niet 65 mijl per uur is. Afgezien daarvan is die 65 mijl ook geen echte belemmering, want er wordt massaal harder gereden dan 65. Gisteren bijvoorbeeld was er een stuk snelweg waar je maar 40 mijl mocht. Iedereen reed verder met 60, 70 op de klok. Vrachtauto’s zouden hier harder rijden dan wie dan ook. Ook Bullshit. Hoewel de trucks harder rijden dan bij ons, worden ze vaker ingehaald dan dat ze zelf inhalen. Ikzelf rij 60 á 65 mijl en wordt werkelijk door 99% van het verkeer ingehaald. Wat wel opvalt, is dat de snelheidsverschillen tussen de verkeersdeelnemers hier vrij klein zijn. Je ziet hier nooit iemand met 160 km. voorbij komen. Relatief rustig rijden, kun je hier dus prima. Het tegenovergestelde zie je op de Duitse Autobahn. Daar wordt agressief gereden met hoge en zelfs zeer hoge onderlinge snelheidsverschillen.

Belle Vernon, Pennsylvania

xxx Later deze dag: De Tequilafles is half leeg en ik voel me prima. We hebben ‘m gekocht bij de drankzaak op de hoek. Waar we nu zitten, weet ik niet precies. In elk geval langs de Interstate 70 richting het Oosten op, volgens een hier ook logerende biker, zo’n 400 mijl afstand van New York City. Belle Vernon, Pennsylvania, zie ik net op de motelsleutel. We hebben de tickets vandaag geregeld bij AAA. Een soort Amerikaanse ANWB. Als alles klopt, vliegen we zaterdagavond om 9 uur vanaf Kennedy Airport. Vanmiddag bleef de versnellingsbak in de vierde versnelling staan en verrekte het ten enenmale om een lagere versnelling in te schakelen. Eén van de twee zuigertjes in de schakelklok was blijven steken. De eerste keer dat ik ècht aan de Harley moest sleutelen, even afgezien van de lekke voorband. Een uurtje later kon ik, met zwarte handen, weer verder. We moeten even oppassen met de Tequila want morgen moeten we er vroeg uit. Ingrid wil nog wat kleren wassen bij de laundromat hier en daarna moet er nog flink wat gereden worden. Vrijdag moet de Harley afgeleverd worden bij Active Air, de vervoersmaatschappij in Jamaica, New York City, die de motor weer terug verscheept naar Nederland. We moeten de motor nog in het krat vastmaken. Dus we moeten vrijdag op tijd in New York zijn.

Donderdag 12 september 1991

Ben moe. Afgelopen nacht hebben we maar een paar uur geslapen en we hebben er weer een dikke 500 kilometer opzitten. We zijn wat verkeerd gereden en we kwamen in Philadelphia, Pennsylvania, uit. Maar het maakt in afstand niet veel uit, dus de fout is te overzien. Ingrid is vandaag gestoken door één of ander beest dat haar mouw binnenvloog. Gelijk een dikke bult. Het duurde niet lang of ze kreeg pukkels op haar gezicht, buik en rug met een verschrikkelijke jeuk. De ogen zwollen ook op. Begin je 'm wel een beetje te knijpen zeg! Ik meer als Ingrid zelf. We hebben wat anti-allergie tabletten gekocht bij een benzinepomp. Of het hielp of niet, ik weet het niet, maar een paar uur na de steek was het ergste al weer geleden. Alleen haar arm is nu nog dik en hard. Afijn, het beest heeft de aanval met de dood moeten bekopen. Schrale troost. We zitten nu in een motel langs Route 1, nog een mijl of 80 van New York vandaan. Het moet morgen geen groot probleem zijn om op tijd de vervoersmaatschappij te bereiken, zodat de Harley weer knus in z’n krat gestopt kan worden. Alhoewel, je weet het nooit. Bovendien is het morgen vrijdag de dertiende, maar ik ben niet gelovig of bijgelovig en misschien scheelt dat wel. Houdt m'n vingers gekruist.

Vrijdag 13 september 1991

De motorfiets weer inkratten is wonderwel gelukt. We hebben zelfs niet al te lang rondgereden en het vervoersbedrijf relatief snel gevonden. Wat zijn de straten hier trouwens af en toe in verrekte slechte staat zeg. Het voorwiel kwam zelfs een paar keer los van de grond, dat moet je toch wat zeggen. Van alle slechte straten die ik in Amerikaanse steden gezien heb, spannen die in New York City de kroon. Maar het gaf allemaal niks, rond twaalf uur kwamen we bij Active Air aan. De laatste mijl gereden. Na 41 Amerikaanse staten en 2 Canadese provincies doorkruist te hebben, weer terug op dezelfde plek. We hebben daarbij 24000 kilometer afgelegd. Minder dan ik gedacht had te zullen rijden, maar het is genoeg geweest. Zat van, zowel Ingrid als ikzelf zijn blij dat het afgelopen is. Weer lekker thuis is ook wel even een goed gevoel, denk ik. We hebben een taxi genomen naar een vlakbij Kennedy Airport liggend motel. Stinkend duur, zowat 90 dollar voor een nachtje pitten. Als je dan de kamer bekijkt, lijkt het er verdomd veel op dat ze ons geplukt hebben. Vandaag nog meer extreem veel geld uitgegeven... 20 dollar voor een gebruikte ijzerzaag! M’n sissybar paste niet in het krat en omdat Terry het ding er in Salt Lake op vastgelast had, kon hij er niet afgeschroefd worden. Bij een local autosloopbedrijf wilde ik een ijzerzaag lenen. Hoe dan ook, ik kon het mooi vergeten. Totdat het biljet van 20 dollar de man een stuk toeschietelijker maakte. Ik had geen keus. De motorfiets moest hoe dan ook het krat in, en snel. Heb nu nog zo’n 100 dollar over, kunnen we nog wat van eten etc. Het wordt dus langzamerhand tijd om uit Amerika te vertrekken. Zonder geld ben je hier niet welkom.

Weer terug in New York bij vervoersmaatschappij Active Air. De Harley moeten we nog weer even in z'n krat stoppen voor de terugreis.

 

De laatste mijl is gereden. Zo'n 24000 kilometer met de motor door 41 Amerikaanse en 2 Canadese staten. En we hebben meer van Amerika gezien dan de meeste Amerikanen in hun hele leven van hun land zullen zien. Platzak, maar de rit gehad van ons leven. 

En ja... je ziet er dan niet zo fris meer uit.

Zaterdag 14 september 1991

De laatste dag in Amerika. Of het de laatste dag van m’n leven wordt, daarvoor moeten we nog even afwachten, maar kansberekening zegt me dat het vliegtuig gewoon blijft vliegen tot aan Nederland. Het is nu 5 minuten over half 8, dus in minder dan anderhalf uur gaat de vliegmachine van start. Ik begin al weer te zweten als ik er aan denk. Ingrid heeft er geen enkel probleem mee en verheugt zich er zelfs op. Het spuitbusje gas, met van dat verdedigingsspul, hebben we door de controle 'gesmokkeld'. Je moet alles pullen uit je broekzakken halen en op zo'n schoteltje leggen. Ze zijn zo ongeïnteresseerd dat ze het gasbusje niet eens op het schoteltje hebben zien liggen. Had ook een handgranaat kunnen zijn! Ben benieuwd of we ‘m ook het vliegtuig binnen krijgen. Het mag niet, maar what the heck, het ding kostte iets van 25 dollar. Denk er niet aan om het zo vrijwillig weg te smijten. Nog dik een uur voor we vliegen. Ingrid verheugd zich er al op en ik zal proberen om m’n angsten wat weg te concentreren, filosoferen en logisch redeneren, hoewel ik betwijfel of het helpt. Vaarwel.

Zondag 15 september 1991

Het viel me echt mee deze keer, het vliegen bedoel ik. Denk dat het even wennen was. Op Schiphol hebben we nog wat gegeten en een treinkaartje richting Groningen gekocht. Het geld was daarmee op. Letterlijk, want ik had nog 5 gulden over van de 6000 US dollars waar ik mee begonnen was. Wat een planning hè? Afijn. Amerika is voorbij en vanaf nu is het weer het oude vertrouwde, kleine, nette, precieze, krenterige en kneuterige Holland. Voor allebei is wel wat te zeggen, maar in principe denk ik dat we het in Nederland nog niet zo slecht getroffen hebben. Eén ding is zeker, wanneer je op zoek bent naar het ideale land, dan moet je niet in Amerika zijn. 

Maar dat is iets wat we allemaal al wel wisten, toch?

 

 HOME    Page1    Page2 

 

Nawoord van Hildo.

De eerste anderhalve maand in Amerika heb ik alleen gereden. De tweede helft van de reis is, zoals u heeft kunnen lezen, afgelegd met mijn (toen nog) vriendin Ingrid op het achterspatbord. Gelukkige tijden en in 1992 ben ik met Ingrid getrouwd. Aan alles komt een eind, en soms helaas voortijdig. Ingrid is op 7 oktober 2000 overleden. Evengoed meen ik dat deze gelukkige periode, die we samen hebben gehad, door iedereen meebeleefd mag worden. 

Zowel Ingrid als ikzelf hebben altijd bijzonder goede herinneringen aan deze mooie reis gehad.