HOME     Hildo in Turkije

1 1/2 maand, zonder je te wassen, onderweg

op een ouwe Goldwing in 1988

 

Het was het jaar 1988. Hildo had voor 2000 gulden een 1976 Honda Goldwing gekocht, Waarom? Omdat ie in de krant stond. En als je dan eenmaal zo'n ding hebt, dan kun je er natuurlijk ook wel een 'stukkie mee gaan rijden'. Hildo was net weer eens werkloos, dus hij had tijd genoeg. Omdat iedereen al naar Appelscha gaat, besloot Hildo om via Turkije en Syrië naar Jordanië te rijden. 

Alle benodigde stempels en visa in het paspoort van de betreffende ambassades had Hildo netjes geregeld, net zoals een Carnet de Passage. 

Een Carnet de Passage is een soort van bankgarantie, in Hildo's geval 10.000 gulden, die er voor moet zorgen dat je het voertuig waarmee je reist onderweg niet verkoopt. Als Hildo zijn motor bij terugkomst aan de grens niet meer bij zich zou hebben, zou hij de bankgarantie kwijt zijn. Kwestie van goed op de motor letten dus. 

Aangezien Hildo richting Syrië en Jordanië zou rijden, verwachtte hij in de zomer het knap warm te krijgen in de woestijn. Daarom besloot hij nogal vroeg, al in maart, te vertrekken om temperaturen van misschien wel 40+ Celsius te omzeilen.

Vanwege de verwachten hoeveelheid sneeuw in de Alpen in deze tijd van het jaar, besloot Hildo om de Alpen heen te rijden via de Zuid Franse Cote d'azur.

 

De tekst van dit reisverslag is woord voor woord overgetypt van de velletjes in de ringband die Hildo onderweg bij zich had. Hierin schreef hij van dag tot dag, ter plekke naast de motor met zijn onderbroek nog nat van de regen en van kou klapperende tanden, de dagelijkse belevenissen tijdens zijn rit. Hier en daar heeft Hildo zelfs wat foto´s genomen. 

Hoe het allemaal verliep... leest u hieronder.

                 _______________________________________________________

 

Maandag 14 maart 1988

Eindelijk is het zo ver: morgen kan de rit beginnen. Het hete hangijzer waren de blokjes van de achterrem. Ik had nieuwe gekocht afgelopen zaterdag, maar daar heb je niet zo veel aan als ze van het verkeerde type zijn. Om een lang verhaal kort te houden, ik heb nu alles dus voor elkaar. Ben bezig om te pakken en het werd tijd want het is al tien uur in de avond en morgenochtend wil ik weg (na nog even een goeie nachtrust genoten te hebben). Kap er nu dus gauw mee. Ik schrijf wel weer zodra ik in m’n tent zit.

 

Woensdag 16 maart 1988

Alles is nat. Ik ben vandaag pas vertrokken, maar wel erg vroeg. Om vier uur ’s ochtends ben ik weggereden. Tegen negen uur (was ik bij Maastricht) had het al zo’n 100 km. Geregend. Ik zit nu zo’n 100 km. Voor Dijon en de dagteller wijst bijna 900 km. Aan. Het weer is de hele weg niet beter geweest. Het stormt nu nogal. Hoop dat m’n tentje het uithoudt. Zie het momenteel niet meer zo zitten. Handdoek was ook nat. Een paar droge sokken had ik nog wel. Heb nu die handwarmer (op benzine) in m’n mouw. Lekker warm en ik hoop dat m’n trui droog wordt want ik moet er morgen weer mee rijden. Het benzinebrandertje brandt er nu lustig op los. Toch nog een beetje warmte in de tent. De temperatuur buiten is een graad of 4, 5, schat ik. M’n tent schudt nu vervaarlijk heen en weer, maar blijft staan. Zal zo meteen gaan slapen. Hou m’n kleren aan, zijn die morgen in elk geval droog.

 

Donderdag 17 maart 1988

Ben net wakker. Een horloge heb ik niet, maar ik denk dat het een uur of acht zal zijn. Het regent weer. Gadverdamme. M’n leren jek en m’n leren, met bont gevoerde, bodywarmer zijn nog steeds kledder. Laarzen en handschoenen evenzo. Wat wil je ook in een zo koude omgeving. In een vochtig tentje krijg je die dingen natuurlijk nooit weer droog. Ik sta nu op een camping in Langres, dat volgens de kaart 65 km. Van Dijon ligt. Ik rijd via de autoroute du Soleil (autoroute d’Ellende) en moet nog zo’n 600 km. tot Zuid-Frankrijk. Als het weer niet snel verbetert, lukt dat vandaag beslist niet meer. Op dezelfde camping als waar ik sta, staat nog een tent. Deze is van een Belg en z’n twee kameraden en een hond. Ze zijn op weg naar Spanje. Erg hard gaat het allemaal niet, want ze lópen er heen. Ze wandelen zo’n 30 km. op een dag en hij was nu 3 week onderweg, vertelde hij, en zou waarschijnlijk vier maand gaan duren. Voor de terugreis namen ze de trein nemen. Ik moet er niet aan denken. Aha, het regent niet meer (momenteel). Over een paar uur zal ik me er toe zetten om te vertrekken. Moet het wel droog zijn.

 

Vrijdag 18 maart 1988

Het is, denk ik, nu al weer een paar uur licht. De regen is net gestopt. Hij was gistermiddag begonnen tijdens het rijden. Ben gister nog wat doorgereden in het donker, het was een verschrikking. Je ziet vrijwel niets, heb nog een tijd achter een vrachtwagen aan gereden, mezelf fixerend op de achterlichten. Ben gisteren pas om drie uur ’s middags vertrokken, deels door de regen, deels omdat ik niet wist dat het al zo laat was. Ik kwam tijdens een opwarmperiode bij een benzinestation een goed Nederlands sprekende Belg tegen. Hij was bestolen. Tijdens het tanken was er een vent geweest die z’n tasje uit de auto gerukt had met al z’n geld, paspoorten en sieraden van z’n vrouw. Daarna weggescheurd in een gestolen Duitse BMW. Wel een afknapper. Ben gisteravond (hoe laat weet ik niet) in het pikkedonker een camping opgereden in het plaatsje St. Rambert d’Albon. Ligt een kilometer of twintig voorbij Lyon. Heb de tent opgezet (in de regen), de spullen naar binnen gegooid en wat eten gemaakt. De eerste maaltijd sinds ik vertrokken ben, op twee Hamburgers en wat borrelballetjes na, gisterochtend. Zal nu de twee nog overgebleven Hamburgers soldaat maken en dan vertrekken.

 

Zaterdag 19 maart 1988

Ik zit nog wat te gapen en met m’n ogen te knipperen. Ik geniet van de zonsopgang (moet eigenlijk nog beginnen) even buiten St. Tropez aan de Côte d’Azur. 

 

Camping even buiten St. Tropez aan de Côte d’Azur

 

Ik zal je over gisteren vertellen, want ik kom overdag niet meer aan schrijven toe omdat het dan al donker geworden is. Bovendien is m’n zaklantaarn leeg. Gistermiddag op de autoroute du Soleil kwam mij een motorrijder voorbij, de eerste die ik al die tijd gezien heb. Reed op een Honda Transalp 600, zo’n nieuw model. Later bij een tankstation hebben we nog met elkaar gepraat. Hij kwam van Parijs, vertelde hij, en ging naar Cannes, in één dag, z’n ouders bezoeken. Deed hij elke maand, want hij werkte in Parijs. Duizend kilometer heen en een week later duizend terug. Da’s op jaarbasis 24000. Ook een manier om je motor te verslijten. Ik moet zeggen, dat het weer enorm verbeterd is, binnen een paar honderd kilometer kon m’n regen- en isolatiebroek uit en kreeg ik zweethanden in die dikke handschoenen. Bij St. Tropez ben ik van de snelweg gegaan (duur). Zo’n beroemde plaats wilde ik wel eventjes zien. Inderdaad veel dure auto’s en trendy mensen. De prijzen liggen ook op een bedroevend hoog niveau. Ongeveer negen piek voor een pilsje op een terras. Daar sprak ik ook een Duitse motorrijder. Reed een BMW R100RT, vertelde hij, waar hij de dag tevoren een ongeluk mee gehad had. Op z’n bek, maar de motor was, op wat krassen en een gebroken windscherm na, nog heel. Heb zeker een paar uur met de man gepraat. Hij vond het allemaal prachtig, want hij was er alleen en kon verder met niemand fatsoenlijk praten (ondanks het Duits-Franse woordenboek dat hij rondzeulde). Ik zal wat eten gaan maken en dan wil ik weg, want het wordt een prachtige dag.

 

Zondag 21 maart 1988

Ik heb een dag overgeslagen, dat zal je niet zijn ontgaan. Heb ik een goede reden voor. Ik reed namelijk Zaterdag via Nice en Cannes, en natuurlijk Monaco, Italië binnen.

 

 

Nice of Cannes, Zuid Frankrijk

Nice of Cannes, Zuid Frankrijk

Broodje erbij, pot pindakaas en dan kunnen we er weer helemaal tegenaan

 

Alles ging prima, maar op een gegeven moment werd het wel wat laat, dus ik besloot om m’n tent maar op te zetten. Viel smerig tegen, want nergens was een camping te bespeuren. Natuurlijk heb ik gevraagd, maar nadat ik een stuk of drie dorpjes gehad had en in de tussenliggende tijd ook weer zo’n 100 km. getuft had, vond ik het welletjes. Ben gewoon naast de motor gaan liggen aan de kant van de weg, wel m’n luchtbed nog even opgepompt. Niet warm bij een temperatuur van vijf graden. 

 

Fris kamperen langs de kant van de weg met zo'n +5 graden Celsius

 

Nu zit ik net over de grens van Joegoslavië, bij Triëst. Ben ook nog even bij Venetië geweest, maar ik heb er geen zak van gezien. Blijkt dat je Venetië niet in mag rijden. Natuurlijk laat ik mijn motor niet zo maar staan tussen al die grijpgrage Italianen. Waarschijnlijk ga ik de geschiedenis in als de toerist die in de kortste tijd (één sjekkie en een blikje Cola) het minst gezien heeft van Venetië. De Goldwing loopt nog goed, op af en toe wat haperen na. M’n benzinebrander doet het wat minder, helaas. Denk dat de sproeier doorgeprikt moet worden. Waar vind ik zo’n dun draadje? Stop ermee, m’n soep staat op.

 

Maandag 22 maart 1988

Het is nu ongeveer een uurtje licht, schat ik, en ik heb net m’n haar gewassen. Kreeg pijn aan m’n kop van al die roos en dat vet. Ben nodig aan een douche toe. Natuurlijk, met een washandje wil het ook, maar het is hier nogal fris. De camping waar ik nu sta, is gesloten. Dat scheelt weer, kan ik het campinggeld in m’n zak houden. Tot nu toe heb ik 600 piek om gewisseld. 300 gulden voor Frankrijk (duur land en dure tolwegen), 100 gulden voor Italië (waar ik buiten de autostrada, dus tol, gebleven ben). En nu gister net 200 gulden voor Joegoslavië. De prijzen liggen beduidend lager hier. Halve liter Cola 800 dinar en een klein zaklantaarntje + penlightbatterijtjes 1250 dinar. Lijkt veel, maar voor die 200 gulden kreeg ik bijna 150.000 dinar terug. Ze zien je voor zo’n bedrag al aankomen in Frankrijk of Italië. Ze lachen je gewoon de deur uit. Misschien kijken al die Joegoslaven tot nu toe daarom wel zo zuur.

 

Dinsdag 23 maart 1988

Ik sta nu langs de kant van de weg. M’n contactslot is kapot. Onder het rijden ging ineens de motor uit. Heb afgelopen nacht weer naast de motor geslapen en het was verrekte koud. Het was nog vroeg en ik was nog maar elf kilometer onderweg toen het gebeurde. Af en toe doet ie het nog. Goed kloten natuurlijk. Volgens het Honda Goldwing reparatiehandboek kan zo’n contactslot niet gerepareerd worden, maar is vervanging de enige oplossing. Een vervangend contactslot krijg ik natuurlijk van nooit van z’n lang zal ze levensdagen. Motorzaken zullen wel dun gezaaid zijn (als ze er al zijn). Dit vraagt om inventiviteit. Ik zal zien dat ik een schakelaar krijg, zoiets als ze voor mistlampen of zo gebruiken, en dan de draden gewoon afknippen en daar op doorverbinden en met een stuk tape vastzetten. Voila! Zal kijken of ik nog een elektriciteitszaak kan halen met de Flutwing.

xxxxx Later deze dag: Daar ben ik weer. De motor is gerepareerd door middel van een schakelaar, dus dat zit weer goed. Zit momenteel weer op een parkeerplaats naast de motor. Toen ik in Dubrovnik was, begon het te regenen. Even later werd het donker en weer geen camping, alles gesloten. M’n stemming daalde tot het nulpunt. De wegen zijn tijdens regen soms zo glad, dat als je het stuur vasthoudt, je kunt gaan staan en op je voeten kunt mee skiën. Ik overdrijf niet, heb het gedaan. Na zo nog ongeveer een uur te zijn doorgereden, begon m’n jas weer te lekken en ik moest dus haast maken, wilde ik niet helemaal kleddernat worden. De regen stroomde maar door en ik heb m’n motor op een parkeerplaats neergezet en heb zo snel mogelijk de buitentent gespannen. Tussen de motor, een boom, m’n benzinejerrycan en één haring die ik met moeite tussen de rotsen door kon krijgen. Heb de tentstokken opgezet en zit nu relatief droog. Het lekt hier en daar want, want het giet momenteel verschrikkelijk. Het waait steeds harder. De windt waait onder het zeil door, dus het is ook koud. Niet in de laatste plaats omdat ik een wat natte jas aan heb en m’n haar nat is. Als het nu maar niet zo waaide. Als die ene haring los schiet…

 

 

Een bijzonder beroerde nacht gehad langs de kant van de weg in Joegoslavië. Zeer  veel onder de tent doorwaaiende wind, regen en lage temperaturen. Bovendien was Hildo al nat geregend toen hij aankwam.

 

Woensdag 24 maart 1988

Gisteren ben ik gestopt met schrijven want de batterijtjes van m’n zaklantaarntje begonnen leeg te raken. Toen ik wakker werd vanmorgen, was het, na de hele nacht geregend te hebben, weer droog. Duurde niet lang trouwens. Na even een stortbui en wat fikse windstoten, motregent het nu. Heb koude voeten. De binnentent heeft een grondzeil en daar heb ik vannacht onder gepit. De door mij ontwikkelde warmte heeft er voor gezorgd dat m’n natte kleren gingen verdampen, maar het vocht kon niet weg, waardoor ik nu nog natter ben. Heb honger en zal proberen wat water te koken. Het waait nu niet meer zo. Ik ga hier niet weg voordat het droog is. Beroerde situatie hier zo. 

xxxxx Later deze dag: Hè, hè, de toestand is verbeterd. De regen is gestopt en het is windstil. Prima om te koken. De benzinebrander doet het nu ook 100%. Gewoon flink wat benzine erover smijten en dan het hele zaakje in de hens steken. Dan wordt ie goed heet en verdampt ie als de beste. Als het weer zo blijft, ga ik straks weg. M’n voeten worden wel weer warm achter de cilinders. Met een beetje mazzel haal ik vandaag Griekenland nog, maar ik denk van niet. Kan me ook allemaal niet schelen, als het maar droog is.

 

 

Er zit geen pompje op deze benzinebrander. Eerst een lading benzine over de brander om de druk in het tankje met benzine op het juiste niveau te krijgen. 

Gevaarlijk? Welnee.

 

Donderdag 25 maart 1988

Het is net licht nu en ik heb geslapen in m’n tent. Waar ik precies zit, weet ik niet, maar ik schat zo’n twee á driehonderd kilometer van de grens. Ik sta nu op een parkeerplaats en had vannacht bezoek van de milisija, ofwel politie. Of ik maar gelijk wilde vertrekken. Niks camping – Fffft! – met een zwaai van z’n arm naar de motor. Hotel, hotel. Kortom een man wan weinig woorden, gelijk alle Joegoslaven. Ik heb maar toegestemd, maar ben natuurlijk gewoon blijven liggen. Nu is z’n dienst toch afgelopen en ik denk er niet aan om midden in de nacht m’n spullen weer in te pakken in het donker. Had gister weer regen. Ben er nu echt zat van. Veel kilometers rijden doe ik zo ook niet. Bovendien zit ik nu in de bergen. Gister 260 km. Schiet niet erg op, hè? Heb de hele reis vrijwel nog geen zon gezien, behalve aan de Côte d’Azur. Het wordt nu toch zo langzamerhand tijd. Ik zal gaan eten (worstjes en brood) en dan vertrekken. 

 

Pauze langs de kant van de weg in Joegoslavië

Met een geweldig uitzicht 

 

xxxxxLater deze dag: Hier ben ik weer, na dik 400 kilometer opgeschoten te zijn. Zit op een camping, 200 meter van de Griekse grens, samen met een hele serie Franse camper- en caravanbezitters (55-plus). Weer niet één tent. Ik reed vandaag door Zuid-Joegoslavië en het is er erg arm. Lijkt India wel. Iedereen staart je na, veel zwaaien. Sloppenwijken, alles is er, en vrijwel iedereen is te voet. Het is een lullig gevoel wanneer ze je motor bevoelen en je vertellen hoe fantastisch hij wel niet is, en je weet dat ze hem zelf niet kunnen betalen. Moet je nagaan, ik heb er drie. Dat laat ik dan achterwege, dat snap je wel. Nu net weer. Eentje van, ik denk, de campingwachten, compleet in uniform met pistool op de heup. Hij loopt er omheen, bestudeert hem aandachtig, kijkt op de tellers en houdt het stuur even vast, net alsof hij rijdt. In Nederland is het anders, als iemand daar een motor mooi vindt, spaart hij ervoor en koopt hem. Hier ben je al een vent wanneer je in een Skoda of Zastava 750 (model Fiat 500) rijdt. Heb zelfs een keer zo’n dingetje gezien compleet uitgerust met zwaailampen en twee politieagenten erin. Je vraagt je af hoe ze een arrestant mee moeten nemen. Misschien opvouwen. Ik heb de indruk dat Joegoslavië gewoon twintig jaar op ons achter loopt. Ben benieuwd hoe het is in Griekenland. Eén ding weet ik wel, ik ben bevoorrecht, en niet zo’n beetje ook.

 

Vrijdag 26 maart 1988

Ik zit nu nog op de camping, want het is nog vrij vroeg. Misschien tegen een uur of acht. Bij binnenkomst had de ‘chef’ me verteld dat er douches e.d. waren. Ik stond eronder, inderdaad, en maar wachten tot het warme water zou komen. Vergeet het maar. De boiler stond niet aan. Verdomme. Heb maar een rol wc-papier meegejat. Mag ook wel, want één nacht kamperen kost hier maar liefst 9000 dinar. Dat is omgerekend zo’n 14 gulden en als je weet dat je hier twee keer zoveel kopen kunt voor hetzelfde geld als in Holland, zit je op een tarief van zo’n 25 á 30 piek per overnachting. Afzetterij. D’r is verdomme geeneens een warme douche! Trouwens, ik moet nog een Griekse kaart hebben, anders kom ik nooit in Turkije. Het Grieks kan ik niet lezen. Met een Griekse kaart kan ik allicht de letters op de wegwijzers vergelijken. Ik pak nog even een sjekkie, mijmer nog wat en zal dan maar vertrekken.

Sjekkie pauze langs de kant van de weg in Griekenland

 

xxxxx Later deze dag: Denk dat er wat fout zit met mijn dateringen. Volgens mij is het zaterdag, maar overal in Griekenland zijn de winkels dicht. Ben vergeten ‘t te vragen bij dat benzinestation waar ik getankt heb. Heb een twee sjekkies-lang gesprek gehad met de mede-eigenaar van de zaak. Hij had 20 jaar in Duitsland gewerkt, maar was nu samen met z’n vriend, die 30 jaar vrachtwagenchauffeur was geweest, dit benzinestation annex garage annex restaurant begonnen. Heb ‘m veel geluk gewenst en ben maar weer verder getrokken door de regen. Ik zit nu waarschijnlijk ongeveer halverwege Thessaloniki en Alexandropolis. Dus nog zo’n 150 of 200 kilometer van de Turkse grens, als ik mijn kaartje goed snap. Heb geen Griekse kaart gekocht, want zo ver hoef ik toch niet door Griekenland en de plaatsnamen worden ook in gewone letters geschreven heb ik gemerkt. De kaart waar ik nu op rij, is er één van Europa met alleen de hoofdwegen en grote plaatsen erop. Heb ‘m gekregen van de gast in Joegoslavië die m’n motor heeft gerepareerd (kapot contactslot, weet je nog wel?). Momenteel heb ik m’n kamp opgeslagen in een verlaten hutje van zo’n drie bij vier meter. Er ligt wat hooi in, dus misschien wordt het wel gebruikt voor opslag of zo. Ik zit er nu in elk geval in en het bevalt best. De tocht valt mee, ondanks dat er geen glazen in de ramen zitten en geen deur in het kozijn. Ik ga wat eten.

Geen ramen, geen deur, maar prima geslapen in dit gratis motel

 

Zaterdag 27 maart 1988

Het is in elk geval geen zondag vandaag, dat is zeker. Ze zijn hier vlak bij m’n hutje bezig met graafmachines bij een rivier. Ik had net bezoek van een, naar wat ik er van begreep, Turkse Griek. Poosje met hem gepraat, zo goed en zo kwaad als het ging, in het Duits en Engels. Hij was met een ezel. Gebruikte hij voor toeristen, geloof ik. Wat hij er nu dan mee moest, weet ik niet. Heb ‘m een sjekkie aangeboden, maar draaien lukte ‘m niet. Heb ik toen gedaan. Kreeg prompt een sigaret van Griekse makelij terug. Het zijn goeie mensen, die Grieken, zoals ik gister al merkte. Heb een ketting van de man gekregen, met allemaal dobbelsteentjes eraan. Ik heb voor hem de drie nog overgebleven Joegoslavische worstjes gebakken en ’n flesje Coca Cola gegeven. Hij zag er wat hongerig uit. Arm als hij was, wilde hij me gelijk z’n horloge geven, toen hij doorkreeg dat ik er geen had. Heb ik niet aangenomen, begrijp je wel. Ik eet m’n overgebleven stamppot van gisteren even op en dan wil ik nog even m’n haar en baard wassen voor vertrek.

De Griek met z'n ezel

 

Zondag 28 maart 1988

Ben gister Istanbul genaderd tot op tachtig kilometer. De motor loopt nog uitstekend na de ongeveer 4500 kilometer die ik er sinds het vertrek mee gereden heb. Gister bij de Turkse grens (ze zijn wild van stempeltjes in paspoorten zetten) kwam ik twee Duitse motorrijders tegen. Ze hadden door Turkije gereden en waren weer op de terugweg. Ze hadden maar drie weken tijd. Dat houdt niet over. De heenweg waren ze door de Alpen gereden, door een halve meter sneeuw achter de sneeuwschuivers aan. Blij dat ik zo verstandig was om om de bergen heen te rijden. De ene Duitser reed op een KTM off the road en de andere op een BMW. Ik had het nooit gehaald met mijn veel te zware Goldwing. Denk dat mijn motor met bepakking misschien wel zo’n 330 á 340 kg. op de schaal brengt, het is hoe dan ook een behoorlijk gewicht. Kwam gister een Turk tegen die in Duitsland gewoond had. Z’n familie en vrouw waren nog daar, maar hij was het land uitgezet omdat hij in shit (softdrugs) gehandeld had. De man was zestig jaar en mocht pas over vijf jaar weer naar Duitsland terug. Ik ga wat eten en dan weg. De zon begint te schijnen en ik wil Istanbul nog even zien.

 

Maandag 29 maart 1988

Ik was gisterochtend nog maar zo niet weg. Eerst kwam er een man aan van een jaar of vijfendertig. Met handen en voeten en veel oké’s, oké’s kwamen we niet zo gek ver, maar de sfeer was goed. Hij was herder, zag ik wel aan al die schapen. Geen vermogend man, maar van goede zin. Even later kwam hij terug met een glas melk, lepeltje en wat suikerklontjes. Smaakte lekker, maar wel apart. Schapen geven toch geen melk, dacht ik. Misschien had hij nog wel andere beesten ook. Duurde niet lang of z’n pa kwam er ook aan, samen met z’n (naar ik aanneem) opa. Een gerimpeld oud mannetje met glimmende oogjes. We hebben zeker een uur gezeten en bij het afscheid het onvermijdelijke handen schudden, vermengd met veel oké’s. Istanbul was een chaos en levensgevaarlijk voor een motorrijder. Toeteren en knipperen met de lichten. Ik stopte voor een rood verkeerslicht, maar dat werd me niet in dank afgenomen. Bussen, vrachtwagens en auto’s scheurden toeterend en knipperend links en rechts rakelings langs me heen. Het devies is doorrijden tot je ergens tegen aan knalt of hopeloos vast zit in de chaos. Heb diverse ongelukken gezien. Ben met koppijn de stad weer uitgereden. Zit nu in m’n tent langs de kant van de weg op 220 km. afstand van Ankara. Ook op die hoofdweg (tweebaans) is het voortdurend opletten. Je zit zo boven op een inhalende tegenligger. Er rijden hier verschrikkelijk veel bussen (treinverbinding is er niet) en nog meer vrachtwagens. Heb gisteren met een barstende koppijn (van de dieseldampen?) m’n tent opgezet en getwijfeld of ik nu zou gaan overgeven of niet. Het is gelukkig goed gegaan na een aspirine en wat watjes in de oren. De kilometerteller van de Goldwing heeft het begeven, da’s jammer want ik vond het wel aardig om te zien hoeveel ik elke dag gereden had. Hier een vervangende kabel krijgen, kan ik wel vergeten natuurlijk. Het enige wat ik hier gezien heb, zijn een paar gruwelijk oude Jawa’s. In Griekenland is het beter gesteld, want ik heb daar nog een H4-lamp gekocht, want m’n dimlicht deed het niet meer. Kostte een tientje, in Nederland ben je voor dezelfde lamp twee tientjes kwijt. 

Rivierbedding In Turkije

De Goldwing zit behoorlijk vol gepakt

Links een blauwe 10 liter jerrycan benzine, rechts een 10 liter jerrycan met water met daaromheen (nu niet zichtbaar) een reserve achterband omdat die onderweg moeilijk te krijgen zijn in deze maat. De topkoffer zit vol eten. Het bruine ding bovenop is de slaapzak, direct daarvoor de regenbroek. De rode is de tent, het dunne donkerblauwe linksboven de tent is het luchtbed, het dunne lichtblauwe een isolatiematje tegen optrekkende kou vanuit het luchtbed en de grote donkerblauwe tas bevat kleding, kookartikelen, gereedschap, etc. De tanktas bevat wat kleine losse spulletjes als de ringband met reisverhaal, fototoestel, kaarten. Het lijkt heel wat maar als je het goed bekijkt valt het eigenlijk best mee. 

Wat zou u thuislaten?

 

Turkije is erg goedkoop. Heb gisteren in een restaurantje langs de weg een complete maaltijd gehad. Een bord sla met uitjes, blokjes tomaat, pittige poeder en vlees. Een ander bord met sla waaronder witte bonen lagen, een mand met een half brood en een karaf water om alles weg te spoelen. Daarbij nog een flesje yedigün (frisdrank) en de totaalprijs was zo’n drie gulden. Je hebt het idee dat je ze berooft. Had gisteravond, toen ik me zo ziek voelde, nog bezoek van de Turkse politie. Ik dacht al, o wee, dat wordt oprotten. Dus ik zei direct al: ‘I am sick’. Voor de zekerheid er nog een paar keer ‘sick’ tegenaan gooiend en natuurlijk flink beroerd kijkend. De man lachte wat, gaf me een (wat wil je ook) hand en zei: ‘Sexmagazien, sexmagazien’. Wat krijgen we nou, dacht ik. Kon ik ze helaas niet aan helpen. Er werd weer wat gelachen, met de zaklantaarn in m’n tent geschenen, weer driftig handen geschud en vertrokken waren ze weer. De Turkse politie kan z’n tijd toch wel beter besteden dan hijgerig rondrijden op zoek naar toeristen met seksblaadjes, dacht ik. Misschien zijn die dingen hier wel verboden of zo.

 

Buitenwijk van Ankara

 

Dinsdag 30 maart 1988

Het is ochtend, na een verschrikkelijke nacht. Het begon gisterochtend al te waaien en tijdens de dag wakkerde die aan tot storm. Het is nu weer wat rustiger. Ben van de hoofdweg af gereden en heb m’n tent opgezet. Kan je vertellen dat dat lang niet meevalt met windkracht 10. Misschien nog wel meer. 

Tent opzetten met storm boven op een heuvel in Turkije. 

De zelfontspanner is een prima maatje. Blijkt later dat de storm niet echt tot uiting kwam in de foto, maar dat had die zelfontspanner niet in de gaten...

 

Het rijden op de motor was wat van niks. Slingeren over de weg en de hele tijd flink scheef hangend tegen de wind. Ben afgelopen nacht nog een keer weer naar buiten geweest om de haringen (er waren een paar los gegaan) weer vast te hameren. Heb alle haringen die ik heb, gebruikt. De binnentent is aan de achterkant ingestort, maar het valt wel te repareren, dacht ik. Ongelofelijk dat de tent nog staat. Was er van overtuigd dat het ding aan flarden zou waaien. Het tentdoek knalde als een zweep. Een verschrikkelijke herrie. Binnen in de tent zit alles onder het zand. Zand in m’n ogen en in m’n mond. Zelfs nu ik dit schrijf, knarst de pen af en toe over het papier. Het zand kwam omhoog tussen de binnen- en buitentent en ging door het muskietengaas naar binnen. Heb gister niets gegeten, want ik durfde het niet aan om binnen te koken. Ik zit nu op 250 km. afstand van Adana, dat in het Zuiden ligt. Vanuit Adana is het, schat ik, nog zo’n 250 km. tot de Syrische grens. Denk niet dat ik er vandaag nog heen rijd. Zal morgen wel worden. Moet ook nog met de tent aan de gang. De hoes waar m’n tent in moet, is trouwens weggewaaid. Zal intussen al wel kilometers verderop liggen. Ga er straks toch nog even achteraan met de motor. Misschien is hij ergens blijven hangen. Ik hoop het. Het meenemen (en niks verliezen) van de tent kan anders nog wel eens een probleem worden. Je ziet, het gaat niet allemaal van een leien dakje. Maar ik ben blij dat de motor nog goed loopt. Als ik daar wat mee krijg, is het gebeurd. Zal straks nog even wat olie bijvullen want hij gebruikt (en lekt) wel wat. Ongeveer een liter op 3000 km. Ik ga nu eerst maar wat eten, want ik heb honger als een paard. Spinazie met aardappelpuree. Jammie. 

xxxxx Later deze dag: De storm is weer begonnen. Heb net even de tent open gemaakt en naar buiten gekeken. Had gelijk m’n ogen vol zand. Er komt ook nog steeds meer zand naar binnen. Als ik een paar wasknijpers had, maakte ik het muskietengaas dicht. Maar die heb ik niet. Begin er behoorlijk van te balen, wat moet ik nou? Nog even wachten tot de storm luwt, of stormt het hier altijd misschien? Kut. xxxxx Later deze dag: Het is nu ergens in de middag. Af en toe waait het vrij hard en dan is het weer rustig. Langzamerhand komt er meer stuifzand bij. Ik heb wat geslapen in de slaapzak, met de bodywarmer over m’n hoofd. Ik ben reismoe. De fut is er uit. Vandaag ga ik niet meer verder. Gewoon even rustig bijkomen en de volgende ochtend zien we wel weer. Jammer dat ik geen brood heb. Kon ik brood met soep eten. Of met jam, die ik nog van Joegoslavië heb. Wel haast een halve literpot, denk ik. Is erg lekker. Net is er een flinke stortbui geweest. Prima, dan stuift het niet meer zo. Er ligt natuurlijk nog wel droog zand onder en tussen de binnen- en buitentent. Zal straks de motor nog even pakken om op zoek te gaan naar de hoes van m’n tent. Nog even rustig zitten. 

xxxxx Later deze dag: Ben achter m’n tenthoes aan geweest. Vergeet het maar. Het is een glooiend gebied hier en je kunt erg ver kijken, maar m’n hoes heb ik, hoewel hij rood is, niet gezien. Heb een paar kilometer gereden, maar het ding ligt misschien wel tientallen kilometers ver weg. Pech. Heb m’n tent ook gelijk geïnspecteerd en het ziet er niet zo best uit. De binnentent is hier ter plekke niet te repareren. Dat wordt een probleem met het opzetten. Ook de driedelige stok die de beide tentstokken verbindt, gaat er binnenkort aan. Op de plekken waar je ze in elkaar schuift, zijn ze akelig ver geknikt. Zal proberen naald en draad en een stuk stof of leren riempje te versieren om m’n binnentent te repareren. Maar die stokken, dat wordt een probleem. Als je bedenkt dat ik nu twee week onderweg ben en nog niet eens in Syrië ben, kun je wel nagaan dat er nog vele weekjes gebruik van deze tent gemaakt zal moeten worden. Het was verstandiger geweest om een nieuwe te kopen of hem van tevoren gerepareerd te hebben. Nu zit ik er mee.

 

Woensdag 31 maart 1988

Heb een druipneus van de kou en buiten ligt sneeuw. Een witte deken met hier en daar niets. Het meeste is al weer weg. Heb de benzinebrander aangestoken tegen de kou. M’n luchtbed zit onder de dons en veertjes. Er zit een scheur van een centimeter of vijf in m’n slaapzak. Had er een week geleden ook al twee gaten in gebrand met een sjekkie, maar nu wordt het te gek. Moet van dat brede plakband hebben, is het in een wip gerepareerd. Ik ben ook een verschrikkelijke hufter, want iedereen weet dat je touw, ijzerdraad en plakband mee moet nemen als je met de motor op reis gaat. Had me veel ellende bespaard. Was de tent ook al gerepareerd geweest. Ik houd er maar mee op, want ik wil van deze plek vandaan. Twee nachten op dezelfde berg is voldoende.

 

Plakkende klei blokkeerde het voorwiel. Zwiep! Daar ligt Hildo.

Voorspatbord gedemonteerd, bepakking eraf en terug glibberen naar de hoofdweg

 

Donderdag 1 april 1988

Tijdens het terugrijden, van m’n bergje af 200 meter terug naar de hoofdweg, ben ik geslipt en gekletterd. De motor leunde op de valbeugels gelukkig, daardoor kon ik hem alleen weer overeind krijgen. Nog geen twintig meter verder lag ik er al weer. De gesmolten sneeuw had het zandweggetje in een verschrikkelijk gladde klei/leemsmurrie veranderd. Toen ik voor de tweede keer m’n motor opgetild had, bleek dat m’n voorwiel niet meer meedraaide doordat de plakkerige troep tussen het voorwiel en het spatbord klem was komen te zitten. Heb het nog even geprobeerd, maar het was geen sturen gelijk met een blokkerend voorwiel. Op een gegeven moment stond ik dwars op de weg en kreeg hem niet meer weg. Op dat moment was ik er echt strontzat van, want om weg te komen heb ik het voorspatbord moeten demonteren en de bepakking moeten afladen (om de motor lichter te maken). Ik heb daar zowat de hele ochtend lopen te klootzakken voor hij op de hoofdweg stond. Na een tijdje gereden te hebben, kwam ik bij een benzinepomp een Turk tegen die Duits aan het leren was. Heb een paar uur met de man gepraat en hij was zielsgelukkig want verder was daar niemand die Duits spreken kon en de oefening kon hij wel gebruiken. Hij wilde m’n adres en hij zou me schrijven. Ook wilde hij deze zomer langs komen in Holland omdat hij toch in Duitsland moest zijn voor een bezoek aan zijn familie. Heb gezegd dat hij welkom was, maar dat ie wel eerst even moest bellen. Zien we van de zomer wel weer. Ik geloof trouwens dat ik nu toch wel erg ver van huis ben, want de mensen hebben hier nog nooit van Harley-Davidson gehoord. Hoe is het mogelijk, hè? Op het moment dat ik vertelde dat ik naar Syrië en Jordanië wilde, werd dat begroet met een meewarig geknik. Hij vertelde me dat Syriërs allemaal bedriegers, oplichters en overvallers zijn. Een heel volk van misdadigers lijkt me wat sterk, maar toch begin ik ‘m nu wel een beetje te knijpen want hij vertelde verder dat Turkse vrachtwagens alleen in colonne Syrië inrijden met voor en achter de stoet politie- of legerbegeleiding. Als je dan bedenkt dat ik in m’n uppie per motor dat land in wil, snap je dat ik me nu niet meer zo heel zeker voel. Op het moment zelf had ik zelfs iets van, nou laat maar zitten. Maar nu wil ik toch doorzetten. Ben ik nou een vent of een schijter (dom of verstandig). Ook wist de man me nog te melden dat ik vooral m’n motor niet uit het oog moest verliezen en nooit zo maar ergens m’n tent op moest zetten. Als ik wilde gaan slapen, moest ik dat voor de deur van een plaatselijk politiebureau doen. Letterlijk. Momenteel sta ik op een grasveldje tien km. buiten Adana. Vandaag rijd ik tot de Syrische grens (nabij Antakya) en morgen zal ik de stap wagen. Tot dan. 

xxxxx Later deze dag: Godverdomme. Godverdomme! Ze hebben m’n leren jas gejat! Ik wil net vertrekken en m’n jas is pleite. Fuck. M’n flipmes is weg en m’n ploertendoder ook. Zaten erin. Ze hebben het lef gehad m’n tent open te maken terwijl ik sliep. M’n jas lag naast me, kun je nagaan hoe gluiperig ze te werk zijn gegaan. Mag blij zijn dat ik de rest nog heb. Moment, komt net een Turk naar me toe. – Hij is weer weg. Ik zit net m’n strategie te bedenken. Ik kan m’n spullen op laden en naar Syrië vertrekken, onderweg een jas kopen… (heb nu alleen m’n bodywarmer nog maar). Ik kan terug gaan naar huis en onderweg een jas kopen. Stemming is beneden het vriespunt. En ik kan m’n motor en tent verstoppen en in de kant van de berm gaan liggen wachten op die fucker die m’n jas gesnaaid heeft. Waarschijnlijk is, dat ze lopend zijn langs gekomen (naar het werk). Ze zullen ook wel lopend terug komen. Hij verwacht natuurlijk nooit dat ik ‘m opwacht. Denk dat ik dat maar doe. Was verdomme een jas van 400 piek, maar een jaar oud. Het plan gaat natuurlijk niet door als ze per auto geweest zijn. Maar het is het proberen waard. Ben m’n mes en ploertendoder kwijt, maar met ketting en hangslot kun je ook een beste ram verkopen en een kapot geslagen colaflesje doet het uitstekend als steekwapen. 

xxxxx Later deze dag: Ik heb even buiten gekeken en ik zag daar verse bandensporen van een auto. Ze zijn aan komen rijden uit de richting van Adana en zijn ook weer naar Adana vertrokken. Heb nu een nieuwe strategie bedacht. Ik laat m’n tent gewoon staan en verstop alleen m’n motor. De smeerlap denkt dan natuurlijk: ‘Ha, de rest jat ik ook nog even mee want hij is weg’. Jammer dan voor hem, zit ik ‘m in m’n tent bloeddorstig op te wachten. 

xxxxx Later deze dag: Heb de Goldwing bij een naburige landbouwer ondergebracht en zit nu te wachten in m’n tent. De zon schijnt en buiten is het misschien een graad of vijftien, maar hier binnen is geen wind en een tent werkt als een broeikas. Wachten duurt lang. 

xxxxx Later deze dag: Ik heb een nieuwe strategie bedacht. Dit is de beste tot nu toe. Hier vlakbij de tent kan ik me achter een zandheuvel verstoppen. Lig ik gewoon daar op de loer. Als er nu iemand bij m’n tent komt, ‘m open maakt en naar binnen kruipt, spring ik vanachter m’n heuveltje vandaan en mep ‘m een paar keer met m’n ketting op z’n kop. Dan is het tijd voor de politie. Zal eerst wat eten koken zodat ik niet omkom van de honger. 

xxxxx Later deze dag: Zit nu hier buiten achter m’n heuveltje tussen het gras en wat kreupelhout. De zon brandt volop. Het is behoorlijk warm. Ik hoop maar dat die klootzak komt. Dan geef ik ‘m van jetje. Baal als een stekker. Heb straks nog een zonnesteek ook. Of gaat dat niet zo snel? Hoop dat er niet al te veel ongedierte in het gras zit. Zag net een salamander gaan en ook een dikke mier. Hoop dat ik van slangen verschoond blijf. Potverdorie, wat is het heet. 

Bloeddorstig wachtend. Hildo is aardig, maar niet altijd!

Het groene is de ketting met hangslot, het rode de kapotgeslagen colafles.

 

xxxxx Later deze dag: Zit hier nog steeds te zitten. D’r gebeurt niks en het zweet staat me op de rug, nek en het voorhoofd. Als ik alles goed begrepen heb, dan staat de zon ongeveer op z’n hoogste punt om twaalf uur. Als dat zo is, dan is het nu ongeveer één uur. Verveel me kapot, wat moet ik hier doen? Je kunt ook niet urenlang achter elkaar op die mondharmonica jengelen. Reken maar dat ik die lul op z’n sodemieter sla. Als ze met méér man zijn, is het misschien wel zo verstandig om ze gewoon weg te jagen en het nummerbord te noteren. Wat een kutstreek ook. Als het nu allemaal niet lukt, zal ik hier een leren jas moeten kopen. Mits ze hier goeie verkopen, wat ik betwijfel. Zijn hier immers vrijwel geen motoren. In dat geval is het het verstandigst om ene regenjas aan te schaffen. Winddicht en niet te duur. 

Uitzicht op de tent

 

xxxxx Later deze dag: Ik heb net besloten om niet meer naar Syrië of Jordanië te gaan. Ben nu m’n jas kwijt. Als het daar zo erg is, is het helemaal niet vertrouwd om te gaan slapen. Een auto kun je op slot doen. Een motor niet. Daar kun je te allen tijde iets van af halen, zelfs als je voor een politiebureau pit. Voor zoiets als Syrië of Jordanië moet je duidelijk met minimaal twee man zijn. Kun je wachtlopen. Het is jammer, maar het is niet anders. Als ik morgen terugrijd naar Adana, wil ik zien of ik daar een jas kan krijgen. Het is, geloof ik, de grootste stad op honderden kilometers afstand. Als het allemaal lukt, rijd ik gewoon Turkije door tot aan de Iraanse grens. En dan langzamerhand weer terug. Het scheelt behoorlijk dat Turkije zo goedkoop is. Ik heb nog de helft van het geld (200 gulden) die ik bij de grens gewisseld heb. En ik zit hier nu toch al een dag of vier. Dat betekent 25 gulden per dag, inclusief benzine. Natuurlijk heb ik vandaag en eergister niet gereden en niets gekocht. Ik heb maagzuur van de stamppot boerenkool. Er is nog wat over, maar daar begin ik eerst maar niet meer aan. Begin nu ook hoofdpijn te krijgen. Waarschijnlijk van de zon. Heb m’n trui over m’n hoofd gelegd. Heb een herder ook zo zien lopen, dus het zal wel helpen. Er zitten hier werkelijk een kolossale hoeveelheid salamanders of hagedissen. Overal zie je ze tussen de stenen lopen. Watervlug. Je snapt niet dat ze die pootjes zo snel verzetten kunnen. Sommige zijn nog vrij groot ook. Meer dan twintig centimeter lang, misschien wel dertig. Nog een paar uur en dan zullen de arbeiders wel weer naar huis terug lopen. Als ik m’n jas dan nog niet weer heb, kan ik het wel vergeten. Ik trek m’n laatste flesje Cola open. 

xxxxx Later deze dag: Ben net even heen en weer geracet om wat Cola op te halen bij het naburige pompstation. Heb er ook een paar meegenomen voor die boer en z’n vrouw bij wie m’n motor staat (op honderd meter afstand). Ik zette alle drie de flesjes (ook één voor mijzelf) op de tafel, op een soort primitieve veranda. De boer maakte de flesjes open met een opener die z’n vrouw bracht en terwijl wij de Cola opdronken, verdween de vrouw met haar flesje het huis in. Ze kwam pas naar buiten toen ze hem leeg had. Rare gewoonte, niet? Mannen onder elkaar, een vrouw hoort daar niet bij. Je kunt wel nagaan dat je ook niet hoeft te proberen een meisje/vrouw aan te spreken die zo maar op straat loopt. Volgens mij heb je zo gedonder in de keet. Het is nu wat koeler geworden en het is lekker toeven in de zon. Het was een prima dag geweest als dat geintje met die jas niet gebeurd was. Echt jammer. Ik snap trouwens niet wat al die vrachtwagens in Turkije op de straat doen. Er rijden meer vrachtwagens dan personenauto’s. Het stikt ervan. Het is maar goed ook dat de mensen hier niet meer geld hebben, als er ook nog eens zoveel personenauto’s bij zouden komen, kon je op straat niet meer zijn. In de grote steden waar ik geweest ben (Istanbul, Ankara en Adana), wemelt het ook van de meest mooie klassieke Amerikaanse wagens. Auto’s uit de jaren vijftig en zestig, compleet met vleugeltjes en met gigantische lengtes, zijn geen uitzondering. Volgens een Nederlandse Turk met wie ik gepraat heb, zijn ze niet duur ook. Hij wees naar een geplamuurde Lada en zei dat zo één duurder is. Volgens mij zou het een lucratieve bezigheid zijn om die auto’s hier te kopen, vervolgens naar Nederland te rijden en deze daar te verkopen. Er zal wel wat zijn met de in- en uitvoer van die wagens. Hoge belastingen. 

xxxxx Later deze dag: Nog een uur en dan gaat de zon onder. Het is kil geworden. Heb net nog even bezoek gehad van die boer. Even samen een sjekkie gerookt. Dat roken in bijzijn van anderen is een sociale bezigheid geworden. Je kunt mekaar immers niet verstaan. Heb ‘m ook een pakje van m’n instantsoep gegeven en ‘m uitgelegd dat je het vijftien minuten moet koken (‘blub, blub, blub’). Zal m’n gewone bril even uit het koffertje van de motor halen, want de zonnebril met geslepen glazen wordt straks te donker.

 

Vrijdag 2 april 1988

Het is ongeveer een uurtje licht nu. M’n hele strategie van gisteren is op een sof uitgelopen. Heb er de hele dag voor jan lul gezeten. Niks aan te doen. Het is nu nog koud, dus ik wacht nog een paar uur voordat ik terugrijd naar Adana om een jas te kopen. Ik voorzie nog een hele kleumpartij terugrijdend naar Holland in een dun jasje. Maar voorlopig blijf ik nog een poosje in Turkije. Denk dat ik straks naar de oostkant ga, tot aan de Iraanse grens.

Bovenop een berg. Verzamelplaats voor vrachtwagens.

Rusten en sleutelen

 

Zaterdag 3 april 1988

Goedemorgen allemaal. De zon is net boven de lage bergen uit. Het benzinebrandertje loeit. Het water begint al haast te koken en ik zit in kleermakerszit op m’n luchtbed. Gisteren ben ik, zoals gemeld, naar Adana vertrokken. Moest geen tien, maar dertig kilometer rijden. Vrij frisse kilometers, moet ik zeggen. Eenmaal in Adana aangekomen, was het een behoorlijk probleem om een kledingzaak te vinden. Wederom werd ik weer van hot naar her gestuurd, totdat er opeens iemand naar me toe kwam die verrassend goed Engels sprak. Zag er Amerikaans uit, maar het bleek toch een rasechte Turk te zijn. Hij studeerde, vertelde hij me. Hij is bij me achterop gestapt (wat een beetje krap was want ik zat op de tank te sturen) en dirigeerde me zo naar een kledingzaak toe. Heb een jas...

xxxxx Later deze dag: Ik zit nu langs de kant van de weg naar Giazantep (of zo) en m’n pen was vanmorgen leeg, dus verder schrijven ging wat moeilijk. Heb een jas gekocht in Adana voor 20.000, wat een gulden of 25 á 30 zal zijn, niet veel dus. Gewatteerd en volgens de verkoper nog waterdicht ook. De mouwen zijn wel wat kort, halverwege de elleboog, op mensen van 1,90 meter zijn ze hier niet berekend. 

Mooie jas man!

 

De student heeft me ook nog geholpen een mes te vinden. Hij rende haast de ene winkel in en de andere weer uit. Ik denk al, hij wil er natuurlijk wat voor hebben. Hij betaalde m’n mes ook nog (250, zo’n 35 cent) en ik snapte er niets van. Later heb ik bij een stalletje een gevuld brood gekocht, ter grootte van drie broodjes Hamburger, en ik mocht niets betalen. Het is gek en je zoekt er van alles achter, maar het is gewoon pure vriendelijkheid. Vandaag ben ik in Antakya geweest, wat helemaal onderaan Turkije ligt. Daar ontmoette ik een gast op een (ja, heus) Honda Bol d’or 900. Wist niet wat ik zag na al die Jawa’s en Jupiters. Ik moest achter ‘m aan rijden naar iets toe, wat dat was begreep ik niet. Nadat hij de intree had betaald (kreeg hem echt niet op andere gedachten), kreeg ik een rondleiding door een museum. Allemaal archeologische zaken van de Romeinse tijd. Achteraf heb ik voor hem en z’n kameraad wat bier gekocht. Het lukte maar met moeite om hem er van te overtuigen dat de eer om te betalen deze keer aan mij was.

Hoog waterpeil. Dat krijg je met al die regen

 

Zondag 4 april 1988

Gister moest ik stoppen met schrijven want twee Turkse voetbalspelers kwamen langs gewandeld. Zeker een uur mee gepraat. Weer met handen en voeten en pen en papier. Begrepen mekaar donders goed. Waar ik eergister (vrijdag) langs gereden ben, weet ik niet precies. Na m’n jas gekocht te hebben, ben ik Adana uit gereden, maar vast en zeker via een verkeerde weg. 

Foute afslag

 

Ik kwam over een zand/grindweg, zoals er ook in IJsland veel zijn. Door de bergen, alwaar ik verschrikkelijk mooie stukjes natuur zag en indrukwekkende vergezichten. Onderweg kwam ik twee politieagenten en waarschijnlijk een boswachter tegen. Ze reden in een auto voorbij terwijl ik aan de kant een sjekkie stond te paffen. Na gestopt te zijn, moesten er weer veel handen geschud worden. De agent en z’n assistent waren van het type ‘Dukes of Hazard’. De chef ongeschoren en slissend schreeuwend door z’n ontbrekende ondergebit. En z’n assistent, met een brede grijns op z’n bolle gezicht, naar z’n pistool wijzend, als om te bewijzen dat ie echt politieagent was. Dat schreeuwen doen wel meer Turken, net alsof ik ze dan beter versta. Heb tijdens die rit ook twee schildpadden gezien. Die lopen hier blijkbaar in het wild. Ik pakte er eentje op, want hij zat op de weg. Piepte het uit van angst. Heb ‘m aan de kant van de weg gezet, want ze worden zo (één auto per kwartier of half uur) plat gereden. Je kunt ze haast niet onderscheiden van een steen. De mensen in die afgelegen streken zien er niet bijzonder vriendelijk uit en sommige kinderen maken bewegingen alsof ze met een geweer of mitrailleur schieten. Sommigen staan op het punt te slaan met stokken, weer anderen trekken alleen gekke gezichten. In grote steden zijn mensen het vriendelijkst. Wil wedden dat de helft van die kinderen in de bergdorpjes nog nooit een motor gezien heeft. Ze zullen er waarschijnlijk wat bang voor zijn. En angst wekt agressie op. Kijk maar naar een dier dat je in het nauw drijft. Momenteel sta ik op 120 km. afstand van Giazantep (kreeg net bezoek van een paar herders) en ga nu richting het oosten. Gister werd mij afgeraden om door Zuidoost-Turkije te rijden. Ook daar schijn je nogal eens overvallen te worden. Ik waag het er maar op. Zonder mazzel vaart niemand wel. Gister tijdens het rijden naar deze kampeerplek, via een hobbelweggetje, heb ik de rechter uitlaatbocht van de Goldwing lek gestoten. Verder geen schade. Geluk gehad dat het carter niet geraakt is. Zal m’n spullen weer bij elkaar zoeken en op de motor gooien. Tot dan. 

xxxxx Later deze dag: Ben momenteel onderweg. Ik zit in een heerlijk zonnetje (met de jas aan) wat brood te eten. Ik heb het brood net in Giazantep gekocht. Turks brood is verrukkelijk. Heeft een harde korst en is binnenin wit en superzacht, beetje week zelfs. Moet mezelf ertoe dwingen niet meer verder te eten. Het kost 25 cent, dus waanzinnig goedkoop. Dat ze het er voor kunnen maken. Het vlees is hier vrij prijzig, in verhouding dat wel. M’n Turkse geld is nu vrijwel helemaal op. Heb net m’n laatste tank benzine gekocht. Zaterdag en Zondag zijn de banken hier gesloten. Er werd me op straat nog wel aangeboden te wisselen, maar ik ken de koers niet precies, dus daar begin ik maar niet aan. Sanliurfa is de volgende stad op de kaart en die zal wel een bank hebben. Heb acht dagen gedaan met 200 piek, dus dat is lang niet gek. Heb ik nog een jas gekocht ook, anders waren het er misschien wel tien geworden. Wil nu weer 200 wisselen en met wat mazzel is dat dan de laatste keer in Turkije. Grieks geld heb ik ook nog, maar in Joegoslavië moet er weer gewisseld worden. Al met al wordt het een lange, maar geen dure reis. Maar er kan nog het een en ander gebeuren wat niet op de kalender staat. 

xxxxx Later deze dag: De zon staat nog hoog aan de hemel, dus m’n tent zet ik nog niet op. Wordt het toch veel te warm in. Ik zit nu in de schaduw van een rotsblok te schrijven. M’n tank is half leeg en het is nog een kilometer of dertig naar Sanliurfa. Daar moet ik morgen geld wisselen. Als ik zou doorrijden, weet ik niet of er een bank is om te wisselen. Moet me nu dus inhouden. Het is ook wat als ik zonder geld, en dus benzine, zou komen te staan. Op de vorige plek waar ik aan het schrijven was, kwamen twee kinderen naar me toe. Ze keken het brood haast uit m’n vingers. Heb ze allebei een plak gesmeerd. Daar kwam moeder ook al aan met een baby op haar arm. Pa en een dochtertje bleven op de kar zitten die door een paard getrokken werd. Moeder begon ook al te bedelen. Ik gaf haar 250 Lire, maar het was blijkbaar niet genoeg. Ze nam het aan, schudde met haar hoofd. Ze wees naar de baby en zei: ‘dokter’. Het kind huilde. Heb resoluut geweigerd. Pa zag er goed gezond uit, dus die moest maar ’s wat gaan werken en de twee gouden ringen om haar vingers en de gouden tanden in haar mond bevielen me ook niet. Het stuk brood dat was overgebleven, heb ik haar aangeboden, maar dat accepteerde ze niet. Ze wees weer op haar baby. Het hele groepje bleef maar rondhangen, ook na mijn constante hoofdgeschud en ‘no, I can’t help you’. Ben maar vertrokken. Je voelt je stinkend rijk als je op zo’n moment op je Goldwing wegzoemt. En dat is negatief bedoeld. 

xxxxx Later deze dag: Ik ben even achter m’n motor gaan zitten. De helft van alle vrachtwagenchauffeurs die langskomen, tussen de tien en vijftien vrachtwagens per minuut schat ik, zwaait of toetert. Wordt me even te gek. Op het stukje weg van 100 meter dat ik kan overzien, rijden er nooit minder dan drie trucks. Komt nu weer een motor naar me toe.

Ik op de Jawa, hij op de Goldwing

 

Maandag 5 april 1988

De motorfiets van gisteren was een blinkende Jawa 350. Misschien twintig of dertig jaar oud. Ik heb een hele poos met de man ‘gepraat’ en daarna zijn we samen naar Sanliurfa (Urfa) gereden. Hij vond m’n Goldwing verschrikkelijk mooi, dus op een gegeven moment heb ik aangeboden even van motoren te wisselen. Na ‘m nogmaals op het hart gedrukt te hebben voorzichtig te rijden, zoemde hij met een grijns van oor tot oor weg. Ik knetterde er op de Jawa achteraan. Wat een ding. Na een paar kilometer hebben we weer gewisseld. Hij met mismoedig hoofdgeschud naar z’n Jawa kijkend. Het was niet verstandig om van motor te wisselen. Als er brokken waren geweest, had ik er mee gezeten. Daarom, beter niet nog een keer, maar toch was het leuk. In Urfa heb ik nog een heilige Moslimplek gezien, compleet met tempeltje met de schoenen erbuiten en een genezende bron. Heb er een paar slokken van gedronken, maar voelde geen verschil. M’n benzinebrander doet het niet meer. Dit is al de tweede dag. Kan dus niet koken of bakken. Heb gister de sproeier door laten blazen, maar het heeft niet goed geholpen. Hij moet doorgeprikt, maar daar hadden ze geen materialen voor. Vandaag maar weer proberen. Momenteel sta ik bij een boer op z’n land want er was niets anders te vinden. Veel akkerbouw hier. Had m’n tent opgezet en daar kwam hij al aan. Wilde dat ik vertrok. Eerste onvriendelijke bejegening sinds ik hier ben. Nadat ik m’n tent half afgebroken had, mocht ik toch nog blijven. Geld nam hij niet aan. Moest na geslapen te hebben wel weer wegwezen. Dat zal ik dus maar doen. Later deze dag: Ben een flink stuk opgeschoten, zo’n 250 km. denk ik. Een kilometer of vijftig terug was ik in Dyarbakir. Een stad met ongeveer 300.000 inwoners. Een niet erg rijke stad. Ik heb er twee broden gekocht. De belangstelling is enorm. Ik stond in dat winkeltje en zeker een man of tien stonden toe te kijken hoe ik daar die twee broden daar kocht. Overal waar je stil staat, en dat geldt voor elke stad, is er gelijk een oploopje. Als ik dan ergens heen loop, blijft de ene helft bij de motor staan en de andere helft sjouwt achter mij aan. Eerst is het grappig, nu is het hinderlijk. Vandaag in Dyarbakir voor het eerst een stelletje bedelende jochies in een stad. Ze zaten nog aan m’n motor ook. Heb ze gewaarschuwd en geen geld gegeven. Begin ik niet aan. Het is ook erg moeilijk om een plekje te vinden waar je rustig alleen kan zitten. Turkije is een groot land, maar op de meest vreemde en verlaten plekken lopen, zitten of staan weer mensen. Met of zonder schapen, koeien, paard of ezel. Gister heb ik voor de tweede keer een kameel gezien. Het beest zal het wel vreselijk koud gehad hebben, want ik vond het ook niet warm. Zitten ook vrij veel kikkers in Turkije. Er zitten nu een paar te kwaken onder de brug waar ik naast zit. Lekker uit de wind. Tijdens het rijden krijg ik het berekoud omdat het waterdichte jack dat ik gekocht heb in ieder geval al vast niet winddicht blijkt. Scheef tegen de wind hangend, krijg je de volle mep op je ene arm. Je koelt verschrikkelijk af, ook al omdat de mouwen bij lange na niet lang genoeg zijn. Misschien is het beter als ik er een plastic broodzak of zo omheen knoop. Kijk, dat bedoel ik nou! Komen er weer twee Turken met twee zwaar beladen ezels aan! Hoop dat ze me met rust laten. Even afwachten. Nee dus! 

xxxxx Later deze dag: Heeft maar tien minuten geduurd, dus het valt nog mee. De mensen zijn hier zo vriendelijk en behulpzaam dat je er soms gek van wordt. Hier komen militairen. 

xxxxx Later deze dag: Moeten zeker even verkeerd gereden zijn. Toen de leider mij niet kon verstaan, is de colonne gekeerd en zijn ze teruggereden, apart hoor. Ik rijd maar even een stukje verder want dit rustige plekje wordt me even te druk. 

xxxxx Later deze dag: Voordat ik de kans kreeg om m’n dagboek in te pakken, helm op te zetten en handschoenen aan te trekken, hadden al weer twee mensen mij aangeklampt. De ene bood mij een sjekkie aan en de andere was op weg naar de bus met een koffer. Ging zeker ook op reis. Nu zit ik echt op een verlaten plek, tegen de kant van een berg, die ik via een onmogelijk zandpad heb bereikt. Zit vrij hoog want er ligt wat sneeuw om me heen. Heb net wat jam gehad. M’n snor kleeft en de stukken die ik aan m’n handen had, heb ik aan m’n broek afgeveegd, dus die plakt nu ook. Maar het was wel lekker. Recht voor mij ontrolt zich een indrukwekkend panorama aan mijn ogen, met besneeuwde toppen van bergen en wat lager een bruin gestippelde berg die precies lijkt op een gekreukeld tafelkleed. Ik draai één van m’n laatste sjekkies omdat ik m’n voorraad voor de helft zelf op gerookt heb en de andere helft (bijna dan) weggegeven heb. Heb al twee pakjes Samsun sigaretten gekocht, niet te verwarren met Samson, want dit is een goedkope binnenlandse oplossing van tabak. Het spul groeit hier nogal wat in het wild. Het is, dacht ik eerst, hardnekkig onkruid, maar je kunt het plukken, de bladeren er af halen, de stengel in stukjes hakken en drogen. Voilá, tabak. Althans dat is mij zo verteld. Er zit vier keer zo weinig nicotine in als in normale tabak. Hoe het met het teergehalte zit, weet ik niet. Het is wel wat aan de kruimelige kant.

 

Dinsdag 6 april 1988

M’n tentje heb ik opgezet boven in de bergen. Ik moest wel want de bergen hielden maar niet op en het werd donker. Het is hier vreselijk koud. Er ligt hier overal sneeuw, en niet zo’n klein beetje ook. Het dorpje op één kilometer afstand ziet er uit als een kerstkaart. Wederom blijkt m’n slaapzak niet opgewassen tegen wat lagere temperaturen. Heb de halve nacht rillend op m’n luchtbed gelegen en pas nadat ik ook m’n jas er bij aangetrokken had, werd het wat beter. Heb nog steeds last van kouwe voeten. Er staat nog wat soep van gisteravond. De brander deed het half om half nadat ik de sproeier had bewerkt met een grasspriet. Is nu weer verstopt. De boter is knetterhard en m’n mes van 35 cent verbuigt erop. Shitding. Had vannacht bezoek. Ik dacht al, o jee, daar heb je d’r weer eentje. Ik zei dus: ‘go away, I want to sleep, sleep’. D’r werd weer wat aan m’n tentje gerammeld en er werd gezegd: ‘jandarma’ (leger). Heb m’n tent opengemaakt. Ik heb m’n tent namelijk sinds de diefstal van m’n jas vergrendeld door aan de binnenkant alle drie de ritssluitingen aan elkaar te binden met ijzerdraad. En daar zat het evenbeeld van Radar, de militair uit de tv-serie Mash, compleet met brilletje en al. Sprak natuurlijk alleen maar Turks, maar wist me duidelijk te maken dat er na drie kilometer een kazerne was, en dat ik daar maar moest komen slapen. Heb het aanbod vriendelijk van de hand gewezen, maar ik moest in elk geval ‘tomorrow’ even langs komen voor wat thee. In Turkije drinken ze thee (zoals wij koffie) in borrelglaasjes. Zal dus straks even langs de kazerne rijden. De wegen zijn momenteel van slechte kwaliteit. Vaak moet je zigzaggend om de gaten heen die in het asfalt gevallen zijn. Nergens staan waarschuwingsborden. Al een paar keer is de Goldwing met de onderkant over de straat geschraapt. Wat de bodem raakt, weet ik niet, maar ik dacht de middenbok. De motor loopt nog steeds als een zonnetje en sinds hij in Griekenland wat haperde, is er niets meer mee loos geweest. Fijne machine. Ik zal maar eens vertrekken. Trabzon is nu het doel, aan de Zwarte Zee. xxxxx Later deze dag: Ik ben vrij lang blijven hangen bij ‘Radar’. Hij bleek de commandant van de kazerne te zijn. Z’n vrouw sprak een beetje Duits. Na ettelijke kopjes thee genuttigd te hebben, stelde z’n vrouw voor even de school te bezichtigen. Iets waar ze duidelijk nogal trots op waren. Met z’n drieën dus op stap naar de school. Er werd les gegeven, maar we wandelden zo het lokaal binnen. Alle kinderen keken me met open mond aan. Je voelt je wel heel bijzonder op zo’n moment… Ik werd voorgesteld aan de onderwijzeres, een bijzonder knappe vrouw. Even later werd ik ook nog voorgesteld aan een tweede onderwijzeres. Na wat gepraat te hebben, kregen de kinderen vrij, op zes of zeven meisjes na. Die hebben speciaal voor mij een traditionele Turkse dans, begeleid met zang, opgevoerd. Allemaal hand in hand en de meisjes aan de beide uiteinden hadden een zakdoekje in hun hand. Hartstikke leuk, echt. Radar danste ook nog even houterig mee, maar haakte al snel weer af. Daarna werd ik uitgenodigd om een kopje koffie bij de onderwijzeres thuis te komen drinken. Ze woont in een kamer (niet onaardig) die bij het schoolgebouw hoort. Na zo een uurtje gezeten te hebben met Radar, z’n vrouw en de twee onderwijzeressen, ben ik maar vertrokken. Je kunt per slot ook niet ten eeuwigen dage blijven plakken. Echt, ongelooflijk wat een gastvrijheid, alsof ik Ataturk zelf ben. Ik sta nu te schrijven midden tussen de besneeuwde bergen. Ik zit nogal hoog, denk ik. Alles is wit en vaak is de sneeuw wel twee meter dik. Daarnet was er nog een sneeuwploeg bezig. De weg is slecht, vol kuilen en gaten, en nog modderig ook. Geen asfalt meer. Er kwam net een vrachtwagen langs waarvan de chauffeur mij aanbood de motor achterop te zetten en mij mee te nemen tot Erzurum (100 km.). Heb ik vriendelijk afgeslagen, want daar komen brokken van. Ik zal verder rijden.

xxxxx Later deze dag: De zon gaat onder en ik heb m’n tent al staan. Da’s nog niet eerder gebeurd geloof ik, dat het nog mogelijk was ’s avonds in de tent te schrijven. Heb twee broden en twee sinaasappels in Erzurum gekocht. Je moet je vitamines hebben. Bovendien begint m’n tandvlees gevoelig te worden. Scheurbuik? Erzerum verschilt nogal wat van Dyarbakir, de vorige grote stad. In Dyarbakir waren er India-achtige toestanden. In Erzurum lijkt het haast een beetje Nederlands. Mensen in nette kleren die langs winkels wandelen. Al bleven er ook daar weer een stuk of tien staan om mijn vertrek te bewonderen, ze liepen in elk geval niet mee de winkel in. Ik heb bij een ‘auto-lastik’, ofwel garage, een draadje gekregen voor de sproeier van mijn brandertje. Wat waren die kerels vuil, smerig. Ongelofelijk. Bij de vorige waar ik twee dagen geleden was, was het hetzelfde liedje. Wat ze kunnen repareren, is mij een raadsel want volgens mij hebben ze alleen maar een compressor. Misschien banden verwisselen.

 

Woensdag 7 april 1988

M’n brander blijft een bron van ellende. Het draadje om de sproeier door te prikken, bleek ik verloren te hebben, maar ik heb nu ontdekt, dat wanneer je in de sproeier spuugt, even blaast en dan zuigt, hij ook weer open gaat. Toch vergast ie niet goed, getuige de witte vlammen. Denk dat er vuil zit binnen in de brander. Vannacht heb ik weer m’n jas er bij aan gehad in de slaapzak want het was wederom druipneusfris. Omdat m’n slaapzak van het mummiemodel is, kan ik me met al die kleren aan vrijwel niet meer bewegen. Ligt bepaald onprettig. Je krijgt kramp bovendien. Heb geen flauw idee hoe lang die bergen nog duren, want op m’n kleine wegenkaart staan geen details. De goeie wegenkaart is de tweede dag in Turkije als uit m’n tanktas gewaaid. Moet eerdaags toch een beetje warmer worden, want ik heb me nog steeds niet gewassen, hoofd en handen daar gelaten. Heb zelfs dezelfde kleren nog aan als drie week geleden bij vertrek. Zal onderhand wel stinken als een beest, maar zelf ruik ik er niets van, dus dat scheelt. Een hotel neem ik niet. Ik ben nu aan het kamperen. Daarmee uit. Gisteren heb ik gesproken met een Turk die studeerde voor leraar Engels. Z’n Engels was inderdaad vrij goed en ik heb ‘m even gevraagd naar de ‘terror’ waar ik veel over hoor en wat zich afspeelt in Oost-Turkije. Volgens hem zijn er bepaalde groepen in Turkije die bij Iran of Irak horen en die af en toe mensen vermoorden, meestal kinderen, om zo hun genegenheid voor die landen te tonen. Hoe het allemaal precies zit, kon (en volgens mij wilde) hij niet vertellen en hij moest opeens ook ergens heen. Heb eerder met het idee gespeeld om naar de Iraanse grens te rijden, maar daar zie ik, alleen als ik ben, maar van af. Ik wil nu, als alles mee zit, straks van Trabzon aan de Zwarte Zee naar het westen, tot Samsun, dat ook aan het water ligt. Van daaruit naar Antalya, dat in het zuidwesten ligt. Dat betekent nu nog zo’n 1500 kilometer tot Antalya en vanuit Antalya tot de Griekse grens (via de kust) nog ongeveer 1000 kilometer. Met een beetje mazzel haal ik de Griekse grens nog met deze achterband. 

Metershoge sneeuw tussen Erzurum en Trabzon

Koude, witte wereld

 

xxxxx Later deze dag: Ik sta nu langs de kant van de weg van alweer (nog steeds) een witte koude wereld. De weg is verbeterd, maar hoge snelheden zijn door alle kronkels niet mogelijk. Meestal tweede of derde versnelling. Opschieten doe ik dus niet. De achterband, waar ik de Griekse grens nog mee hoopte te halen, slijt nu in de bergen en met al dat grind erg hard. Als het zo door gaat, mag ik met nog eens 1000 kilometer erop blij zijn. Vanmorgen had ik bezoek van twee schaapherders. We hebben samen gegeten, gerookt en thee gedronken. De ene vond mijn mondharmonica erg mooi nadat ik er een wijsje op gespeeld had. Hij vroeg of hij hem hebben mocht. Ze waren in Turkije niet te krijgen, maakte hij me duidelijk. Op het moment dat ik ‘m weggaf, had ik er al spijt van. Nu nog meer. Ik heb ze nog even een ritje achterop de Goldwing gegeven. Hij zat bovenop de bepakking en wilden snel. Op die grote hoogte had de motor duidelijk merkbaar minder pk’s en ik haalde het maximum toerental nog niet in z’n drie. Toch namen ze met tranen in de ogen (van de wind wel te verstaan) afscheid en ik had mazzel dat ik m’n helm op had, want ik kreeg naast het niet te ontlopen handen schudden, van beide een kus op de wang. De lucht wordt grijs, als dat maar geen sneeuw wordt. Ik smeer ‘m.

Twee schaapherders. De achterste toetert nu op mijn mondharmonica

Water bijtanken ergens langs de kant van de weg

 

Donderdag 8 april 1988

Het werd regen. Niet erg veel, maar nu de zon net op is, hoor ik al weer regen tikken op m’n tent. Ik was al gewaarschuwd dat het in het noorden wel eens kon regenen. Verder is ook alles niet honderd procent, want ik heb gisteren m’n achterband lek gereden. Op zoek naar een plek om de tent op te zetten, reed ik op een smal weggetje bergafwaarts. Er lagen stenen, sommige ter grootte van een flinke baksteen en er waren flink puntige bij, dat is nu wel duidelijk. Ben nu nog negentig kilometer van Trabzon verwijderd, maar twintig kilometer terug is een stad genaamd Gümüshane. Vrij groot en behoorlijk rijk zo te zien, dus er zal wel een oto-lastik zitten, een bandenspecialist. Hoop maar dat ze m’n velg niet mollen, want ze zijn natuurlijk auto’s en vrachtwagens gewend. Zal kijken of ik m’n wiel er zo uit krijgen kan, misschien heb ik een krik nodig, misschien lukt het met de hier aanwezige rotsblokken. Wat hulp om de motor van achteren goed hoog omhoog te krijgen, was niet gek. Maar het zal wel lukken. Eerst wachten tot het droog wordt. Later deze dag: Ik ben wat lui, kom maar moeilijk op gang. M’n luchtbed ligt prima en m’n brandertje snort, dus het is aangenaam warm in de tent. Heb stamppot boerenkool gegeten met een flinke scheut ketchup. Heb de kaart nog eens bestudeerd en een (maltepe) sigaret gerookt. Buiten waait de wind, de Goldwing wil z’n achterwiel natuurlijk niet kwijt en bovendien heb ik een hekel aan sleutelen. Stond net een agent van de traffikpolis buiten de tent. Heb ‘m uitgelegd dat de band van m’n motor lek is. Hij is weer vertrokken. Nog één sigaret en dan zal ik me er toe zetten om te gaan sleutelen.

xxxxx Later deze dag: De motor is weer in orde. Ik had wel een krik nodig en ik heb er eentje geleend van een minibus-chauffeur. Hij heeft me ook geholpen het wiel er uit te halen en weer te monteren. Hij heeft me naar een naburig oto-lastikstation (hok) gebracht èn me weer opgehaald. Ook deze kerels waren verre van schoon, maar ze hebben wel m’n binnenband geplakt en buitenband verwisseld voor nog geen twee gulden. En daar zit nog 25% fooi bij ook. De minibus-chauffeur hoorde bij een groep landmeters die een autoweg aan het uitstippelen waren voor TIR vrachtvervoer naar Iran en Irak. De chauffeur is even achterop de motor gestapt en we zijn naar het groepje (die ook bij de demontage van m’n achterband belangstellend hadden toegekeken) toe gereden en hebben een groepsportret gemaakt. Met mijzelf er ook bij. Heb beloofd ‘m op te sturen naar Turkije. Vandaag vertrek ik niet meer. Het was al bijna vier uur voordat de motor weer op z’n wielen stond. Even rustig aan en morgen maar weer verder naar Trabzon.

Het groepje landmeters die de TIR weg aan het uitstippelen waren

 

Vrijdag 9 april 1988

Werd vannacht wakker van de kou. Alhoewel ik nog steeds in de bergen zit, is er hier geen sneeuw. Ik zit halverwege het dal, vlakbij een rivier. Ik snapte het niet en heb m’n jas aan getrokken, maar nu blijkt m’n mestin een ijslaagje te bevatten. Dus toch! Op het moment probeer ik net als gisteravond spaghetti te koken. Maar die verdomde brander heeft weer kuren en hij wil niet hard genoeg. Aha, het water begint langzaam te koken en ik heb de spaghetti er in gedaan. De bijbehorende saus maak ik klaar in m’n staartpannetje. Geen gehakt erbij, maar een kniesoor die daar op let. Heb een leeg kartonnen doosje over m’n mestin gelegd, als een primitief soort snelkookpan. Scheelt wel, brandertje gaat nu zelfs iets te hard. Na het eten zal ik vertrekken. Trabzon, heer ai kum.

 

Zaterdag 10 april 1988

Het is gisteren een goeie dag geweest, veel zon en veel gezien. Kwam gisteren hetzelfde clubje mannen weer tegen, compleet met chauffeur en de minibus. Hebben me nog op thee getrakteerd. In Trabzon liep ik een Turk tegen het lijf van 24 jaar. Had negen jaar in Nederland gewoond en was nu weer vier jaar in Turkije. Het beviel hem helemaal niet en hij wilde graag terug naar Nederland. Echter, dat kon niet. Waarom niet, is me even ontgaan. Hij heeft me, al boven op de bepakking van de motor zittend, een tour door de stad gegeven. Ben nog in een buitenhuis van Atatürk geweest (1882-1930 of zo). Atatürk wordt verafgood door alle Turken en iedere zaak is verplicht om een portret van hem aan de wand te hebben, heb ik gehoord in elk geval. Ze beschouwen hem als de stamvader van het moderne Turkije en zijn daar bijzonder trots op. Samen met m’n gids ben ik door Trabzon gelopen (na wel eerst de motor veilig gestald te hebben). Edelsmeden, zilversmeden en koperbewerkers. Allen beschikken over een ongelofelijke vakmanschap. Petje af. De meest fantastische ringen, armbanden, oorbellen, halskettingen, doosjes, potjes, gespen, dasspelden en god weet wat al niet meer. Relatief goedkoop ook. Kijk, een gouden ring koop je natuurlijk niet voor een tientje, maar een knots van een, aan alle kanten bewerkte, gouden zegelring met steen voor 150 piek, is geen geld. Uurlonen liggen laag en dat is te merken. Omdat ik zelf al tijden op zoek ben naar een heren vestzakhorloge met deksel, heb ik (of eigenlijk m’n gids) gevraagd naar prijzen. Er waren alleen zilveren. De ene kostte 400 gulden en de andere na afdingen 580 gulden. Heel erg mooi bewerkt en met een in reliëf bewerkte rand rond het uurwerk zelf. Aan het hengseltje zat een zilveren kettinkje met koperen sleuteltje om ‘m aan de achterkant op te kunnen winden. Echter te duur voor mij. Jammer. Heb in een muziekwinkel een mondharmonica aangeschaft. Kan niet zonder. Van Hohner, maar het is een speeldingetje, slecht geluid en niet eens echt goedkoop ook. De dag begon op z’n eind te lopen en ik ben vertrokken. Ik kon bij m’n gids blijven slapen, maar dat heb ik niet gedaan. Ik wil weer rijden. Ben bang dat er misschien problemen zijn met de Goldwing. Na een snelle rit (scheuren) over de boulevard langs de Zwarte Zee, begon er iets aan de linker kant in het kleppendeksel ernstig te tikken. Net als een verstopt gaasje of lekke hydraulische stoters bij een Harley. Soms gaat het weg en soms komt het af en toe weer even naar boven. Zal het werkplaatshandboek raadplegen en vandaag maar hopen dat het over is. Anders zal ik ‘m open moeten schroeven. Eén ding is zeker: geen scheurpartijen meer. Een ander probleem wordt gevormd door de voorste remblokken. Ik ontzie ze zo veel ik kan, maar ze worden al akelig dun. Goed kloten natuurlijk als ik straks ergens in de bergen sta zonder remmen. Maar er is een lichtpuntje want ik heb een poosje geleden ontdekt, dat wanneer je de ontsteking uitschakelt (noodschakelaar), dat een sterk remmend effect heeft. Veel meer dan alleen gas dicht. Eenmaal weer in de motorwereld aanbeland, en ik denk dat het eerste geschikte land Oostenrijk is, zal ik als dat nodig is nieuwe kopen. Wilde net m’n haar en baard wassen in de rivier waar ik naast kampeer, maar het is te koud. Nog maar een dagje krabbend verder.

 

Zondag 11 april 1988

Ben gisteren een paar rasechte bikers tegen gekomen. Geen Harley’s, maar wel BMW’s R60, één van ’63 en de andere van ’68. Ze hadden handschoenen en spijkerbroeken en rookten Amerikaanse sigaretten. Heb met ze gepraat en gereden. Te gek. In Turkije moet je er verrekte veel voor over hebben, wil je zo’n motor bezitten. De ene BMW was een mooie ook nog, met rode lak en een breed en hoog stuur. Dit keer kon ik het niet laten en ik heb ‘m aangeboden even van motoren te wisselen. Een oud beestje van een Goldwing zoals ik heb, moet nog altijd 6000 piek opbrengen. Dubbel zoveel als zo’n BMW. Hij zei dus gretig van ja en ik heb twintig of dertig verschrikkelijk plezierige kilometers afgelegd. Zonder helm, in het zonnetje, jas uit en bodywarmer achter me aan flapperend, voelde ik me teruggaan in de tijd, jaren vijftig á zestig. De BMW liep als een trein, veel mooier om te rijden dan een Goldwing. Je voelt zo’n ding leven. Ik durf haast een link met het Harleyrijden te trekken. Ik had de Goldwing ter plekke geruild, maar dat is niet mogelijk omdat ik met de BMW het land niet uit zou komen. Heb z’n adres gevraagd en gekregen, hij de mijne. Ik heb ‘m beloofd een foto van m’n Harley te sturen en tevens een Easyriders (magazine). Jammer dat zulke jongens geen Harley kunnen rijden. Bij ‘m thuis had hij nog twee BMW’s staan. Ik heb ze gezien. Ze zijn in Nederland geld waard, volgens mij zijn ze zeldzaam. Misschien ook wel niet, heb niet veel verstand van BMW’s. Het waren in ieder geval ééncilinders. Eén lag uit elkaar en de andere was bijna rijklaar. Even later kwam hij eraan met een foto (netjes op een stuk hardboard geplakt) van een Harley Panhead chopper. We hebben nog even een Duitstalig wapenmagazine doorgebladerd vol revolvers, pistolen en geweren. Kortom, what’s in a name, een echtere biker vindt je niet. Goeie vent. Dat was allemaal in Giresun. De belangstelling voor de Honda (viercilinder?!?) was wederom enorm. Er keken zo’n vijftig man toe. Ik ben (op verzoek) weggebruld, een zwarte streep op het asfalt trekkend. Redelijk makkelijk omdat het asfalt daar niet veel grip heeft. Voorlopig ben ik in Giresun nog niet vergeten. De Goldwing schijnt het weer goed te doen. De laatste honderd kilometer geen gerammel meer gehoord. Om op de kampeerplek waar ik nu sta te komen, moest ik over een weggetje waar menig off roadrijder niet hoger zou komen dan de eerste versnelling. Daarna door een rivier zo diep, dat de koppen van de Goldwing voor de helft onder water verdwenen. Bovendien gladde keien op de bodem. Halverwege had ik er spijt van, maar terugkeer was niet mogelijk, heb nu eenmaal geen achteruit. Heb met twee kletspoten de overkant gehaald. Zijn nu weer droog, maar dat duurt niet lang want ik moet straks weer terug. Hoop dat er geen gekke dingen gebeuren.

 

Maandag 12 april 1988

Heb gister vrij veel gereden en weinig met mensen gesproken. Ben niet in steden gestopt want daar is het altijd raak. Toch nog een half uur gebabbeld met een leraar Engels langs de kant van de weg bij Samsun. Als ik ergens loop, staren mensen me na alsof ik in m’n blote kont wandel met een zwaailamp op m’n hoofd. En dat is echt niet overtrokken. Ik denk dat het komt door een combinatie van m’n, voor Turkse begrippen, gigantische lengte, m’n motorkleding en last but not least m’n blonde baard. Ik heb me laten vertellen dat alleen Moslimpriesters een baard hebben. Op straat zie je inderdaad vrijwel geen enkele. Het sterft er wel van de snorren. Het weer is de laatste twee dagen een stuk verbeterd. Momenteel zit ik wederom in de bergen, zo’n tien kilometer buiten Tokat, maar deze zijn niet zo hoog. Bovendien is de weg uitstekend. Snelheden van 120 km/h zijn nu geen uitzondering meer. Heb gister, denk ik, wel vier- á vijfhonderd kilometer gereden. De motor loopt uitstekend, als nieuw, en ik begin langzamerhand wat respect voor de machine te krijgen. De volgende grote stad is Kayseri. Als ik daar ben, en ik denk dat dat vandaag wel lukt, zit ik ongeveer in het centrum van Turkije. We zullen zien. 

xxxxx Later deze dag: Ben nog steeds niet vertrokken. Het is kwart voor negen, en ik kan het weten want ik heb een originele Serkisof. Heb ik aangeschaft in Giresun, twee dagen geleden. Het is een vestzakhorloge, weliswaar zonder deksel, maar voor nog geen drie tientjes kon ik ‘m niet laten liggen. Brandnieuw. Er zit zelfs een klein secondewijzertje op en op het achterdeksel staat in reliëf een stoomtrein afgebeeld. Van Russische makelij en ik ben benieuwd naar de kwaliteit. De tijd zal het leren (hi, hi). 

 

De Serkisof in 2005

Hildo heeft het horloge nog steeds. Het uurwerk doet het niet meer sinds 2 jaar. Dus binnenkort gaat het, nee niet de vuilnisbak in, maar naar de horlogemaker.

 

Het regent langzaam nu, heb gister hier en daar ook al een paar druppels opgevangen. Maar ik ga naar het zuiden, dus dat zit wel snor want ik heb me diverse keren laten vertellen dat het vaker regent in het noorden. Moet even pissen. Zo, dat lucht op. Da’s de tweede keer al vandaag. Komt zeker van de Lezzo die ik gister gekocht heb. Een soort instant sinaasappelsap, met C-vitaminli erin, dus dat zit wel tof. 

xxxxx Later deze dag: Het regent cats and dogs, zoals de Engelsen dat plegen uit te drukken. Toen ik reed, zag ik de bliksemschichten door de wolken schieten, naast de bergen. Een mistigachtig grijs waas hing onder die wolken, wat inhoudt dat het daar regent. Ben even gestopt en heb een sigaret gerookt, maar ik heb ‘m halverwege weggegooid. Ik zag de bui groeien en hij woei mijn kant uit. Ben weer op de motor gestapt en heb nog zo’n tien kilometer gereden voor ik een plekje gevonden had, en heb ik in recordtijd (zeven minuten) de tent opgezet. Je hebt geen idee hoe zo’n lekker gevoel het is, wanneer je daar onder je nylon doekje naar de regen zit te koekeloeren, terwijl jezelf droog blijft. Een keer weer wat anders. Ben vandaag onderweg (met hobbels en kuilen in de weg zodat je met je kont boven het zadel zweeft) m’n reserveband verloren. Edoch, mazzel klopte bij mij aan want nog geen minuut nadat ik gestopt was, kwam er een Turk aan rijden in een pick-up die mij m’n band kwam brengen. Te gek! Het was vandaag anders een beetje een kutdag voor mij. Waarom weet ik niet, maar het zal wel weer een tijdelijke inzinking zijn. Reismoeheid. Het werd helemaal ernstig toen ik er achter kwam dat ik al weer vijftig kilometer in de richting van Erzurum zat te knorren. Verkeerde afslag genomen. Ben dezelfde weg weer terug gereden met 140 op de klok. Was er strontzat van. En ik kan je vertellen dat je humeur helemaal tot het nulpunt daalt wanneer je met die snelheid door een serie diepe gaten in het asfalt knalt. Ik had ze niet gezien. Zit nu nog zo’n 25 kilometer van Kayseri vandaan en dat houdt in dat ik toch nog zo’n 300 kilometer opgeschoten ben. Aan de andere kant van Kayseri ligt een gebied met het een en ander aan bezienswaardigheden. Als het niet te ver om is, ga ik even kijken, anders niet want met mijn archeologische interesse is het vrij somber gesteld. Zal even een potje spaghetti koken nu het nog licht is. Het is half zeven.

 

Dinsdag 13 april 1988

Het is kwart voor zeven ’s ochtends en het regent nog immer. Ik geloof dat ik een verschrikkelijke stommiteit begaan heb. Ik zit momenteel zo’n 400 meter van de hoofdweg en het weggetje is vrij slecht te berijden. Echter, deze knetterharde klei verandert in een snotgladde plakkerige smurrie wanneer het glad wordt. Ik liep gisteren even buiten, de spaghetti uit de motor halen, en gelijk had ik een paar centimeter dikke plakken klei onder aan de laarzen. Loop maar ’s met klompen aan door plakkerige sneeuw: exact hetzelfde effect. De vorige keer ben ik twee maal onderuitgegaan, moest toen m’n voorspatbord demonteren en ben haast de hele ochtend bezig geweest om een weggetje af te dalen dat veel korter en beter te berijden was dan deze weg. Ik vrees het ergste. Shit. Gisteravond kreeg ik, toen ik net in m’n slaapzak gekropen was, bezoek. Ik hoorde ze wel en zag de gloed van zaklantaarns op m’n tent, maar ik wilde slapen en deed alsof ik niks hoorde. Plotsklaps werd er nogal bruut aan m’n tentje gerammeld. Ik schreeuwde wat en ben maar opgestaan, ketting in m’n hand. Je weet maar nooit. Maakte m’n tent open en zag dat m’n tent omsingeld was. Allemaal op respectabele afstand, een meter of tien. Toen hoorde ik het woord ‘polis’ en waarachtig, toen ik met m’n penlight zaklantaarn naar buiten scheen, zag ik een politieagent. Ik moest naar buiten komen. ‘Moment, moment’, zei ik, want ik moest me nog even eerst in m’n laarzen hijsen. Eenmaal buiten, werd ik door een slecht Duits sprekende man gesommeerd het koffertje van m’n motor open te maken. Ik zal de lopen van diverse dubbelloops jachtgeweren glanzen, en op mij gericht, maar er was een politieagent bij, dus het zou wel legaal zijn. M’n koffertje bevatte voor hen geen interessante zaken en dus werd er in m’n tent gekeken. Ik keek over de politieagent z’n schouder mee voordat er iets gesnaaid zou worden. De rest van het clubje heeft zich de hele tijd verspreid opgehouden, in tegenstelling tot wat Turken gewoonlijk doen: er met de neus boven op staan. Wat er gaande was, daar ben ik niet achter gekomen, maar ze verkeerden zeker in de veronderstelling dat ik een terrorist was of zo. Na het gebruikelijke handen schudden, verdwenen ze weer. Raar hè?

 

Woensdag 1988

Het is vier uur ’s nachts nu en ik schrijf bij het licht van m’n benzinebrander, wat niet overmatig is. Een kaars doet het stukken beter. Ben wakker geworden van de kou. Miserabel ding, die slaapzak. Wil nooit weer een donzen slaapzak. Hollowfiber, dat schijnt hèt te zijn vandaag de dag, kunststof buisjes die ook nog waterafstotend zijn. Dons trekt vocht aan. Zal even m’n instantsoep opeten die ik net gekookt heb, voordat ie koud wordt. …Heeft goed gesmaakt en je wordt er warm van. Ik lag gistermorgen nog wat te sluimeren, toen ik met een bezoek vereerd werd. Moet me sterk vergissen of het was dezelfde slecht Duits sprekende man die er gisteren met die hele jachtgeweer troep was. Dit keer werd ik een stuk vriendelijker bejegend en werd, na een poosje met hem en z’n begeleider gepraat te hebben, uitgenodigd om mee te komen om z’n schapen te aanschouwen en thee te drinken. Na een kilometer of twee (!) door de bagger gesjouwd te hebben en tien centimeter gegroeid te zijn, kwamen we aan bij zijn ‘dorp’, zoals hij het noemde. Het bleek een nomadenkamp met een stuk of tien grote witte wigwam-achtige tenten. 

Het Nomadenkamp

 

Ze waren eigenaar van 1200 schapen, werd me verteld. Ik heb ze niet gezien, maar te oordelen naar de grot vol met een enorme serie lammetjes, moet het wel geklopt hebben. Toen ik over een hek naar binnen keek, kwamen ze allemaal overeind en begonnen te mekkeren. Aandoenlijk gezicht. Daarna werd ik meegetroond naar hun tent om te eten en thee te drinken. Er was brood, een soort superdunne pannenkoek. En kruimelige kaas. En melk die was gekookt totdat er drab van over gebleven was. De drab op je brood en smikkelen maar. Ik had het al een keer eerder gegeten samen met een paar herders. Maar het waren aardige mensen en dat bleven ze ook toen ik mijn leren broek niet wilde weggeven en m’n tent niet wilde verkopen. 

 

De baas van het kamp (midden), en z'n begeleider (links) die bij mijn tent kwamen om me uit te nodigen voor een bezoek aan 'hun dorp'.

 

Heb wel een foto van de man en z’n kleinzoon gemaakt en beloofd deze op te sturen. Kun je toch nog wat terug doen. Toen ik eindelijk aan rijden toe kwam, was het al behoorlijk laat geworden. Ben daarna een paar uur in een souvenirwinkeltje blijven hangen, in Urbub of zo, een kleine maar extreem toeristische plek. Heb daar m’n eerste Nederlanders gezien. Ze deden geen bek open. Heb er ook nog even gesproken met een Australische vrouw/meisje. Een knap ding, maar ze was al snel weer vertrokken, moet me toch eens wassen denk ik. Heb een mooi bewerkte zilveren armband voor m’n moeder gekocht voor zo’n vijftig piek (na afdingen). Vond ik niet duur, maar naderhand had ik toch het gevoel afgezet te zijn. Waarom? Geen flauw idee. Heb daarnet even buiten gekeken en de hemel is zo helder als wat, geen maan en door het gebrek aan licht van een naburige stad kon ik zelfs het melkwegstelsel duidelijk zien. Geen vallende sterren, kon dus niets wensen. Jammer. Zal de overgebleven soep nog even opwarmen en nog even in de slaapzak kruipen.

Paard en wagen. Geen nostalgie maar een doodgewoon middel van vervoer

 

xxxxx Later deze dag:Volgens m’n Serkisof is het vijf voor half vijf. Ik zit langs de kant van de weg in een greppel. Heb nu niet zo veel last van de wind. Het is niet erg warm en daarnet heb ik nog een regenbuitje gehad (tien minuten). Heb net een plak brood gegeten en het sterft nu van de mieren. Ze laten mij met rust (verstandig), want ze zijn broodkruimels aan het verslepen alsof hun leven er van af hangt, en misschien is dat ook wel zo. Ben een uurtje geleden door Konya gereden en ik heb al wel in de gaten dat West-Turkije heel wat meer geld om handen heeft dan het oosten. In ieder geval in de steden. Kwam op de weg naar Konya ook nog twee Duitse motorrijders tegen. Ik reed zelf al zo’n 130, maar ze vlogen me met een noodvaart voorbij. Een kleine groet kon er maar met moeite van af en weg waren ze weer. Nee, Duitsers zijn mijn favoriete volk beslist niet. Heb gister nog gesproken met een bejaarde Duitse toerist. Hij zeurde me de oren van het hoofd over de Duitse politiek. Ik had nog nooit van al die namen gehoord, behalve Strauss en Willy Brandt, en bovendien interesseerde het me ook geen ene mallemoer. Was blij dat ie wegging, kon ik even een paar winkels bekijken. Ik pak nog een plak brood en zal dan verder rijden. Nog een dik uur en dan moet m’n tent weer staan.

Bezoek van een jong schaapherdertje bij m'n tent

Even op de motor zitten is geweldig

 

Donderdag 15 april 1988

Heb gisteren nog even getankt. Er was een hypermodern Shellstation, net zoals ze er in Nederland langs de snelweg staan. Ze hadden superbenzine en dat wil hier en daar in Turkije nog wel eens een probleem zijn. Nu loopt de Goldwing net zo goed op normaal als op super en van een eventueel pingelen heb ik ook niets gehoord (is met de XT 500 wel even anders), maar ik neem het zekere voor het onzekere. Toen ze m’n tank vol geschonken hadden, moest ik mee naar binnen om thee te drinken. Naar het kantoortje van de baas en ik moest op een stoel gaan zitten. Kreeg sigaretten aangeboden en toen ik eindelijk mocht vertrekken, werd me op het hart gedrukt vooral weer langs te komen als ik weer in Turkije kwam. Hij meende het. Zie dat in Nederland nog niet gebeuren. Ook niet met een Turkse motorrijder. Om de haverklap wordt me thee aangeboden, of dat nu in een winkel is, bij een benzinepomp of, zoals laatst toen ik even gestopt was om een sjekkie te roken. Even na mij stopte er een ouwe Ford Transit waar twee Turken uit klommen. Ze boden me een glas saké (soort jenever) aan want ‘die Luft was so kalt’. Turkije is een land waarin de mensen nog niet bezoedeld zijn door het toerisme. Ik als toerist wordt niet ontvangen als toerist (die je een poot kunt uittrekken), maar als reiziger die een lange reis achter de rug heeft en vast wel een sigaret en een borrelglas thee lust. Het is hartverwarmend. Volgens mij is er geen ander land waar het zo toegaat. In ieder geval in Europa niet. Echter, met het opkomende toerisme voorzie ik dat het niet lang meer zo zal blijven. Wanneer het geld komt, verdwijnt de menselijkheid. De armste mensen hebben het meest te delen. Het is nu acht uur ’s ochtends en ik zal m’n overgebleven stamppot doperwten even opbakken. Alle vreterij die ik van huis meegenomen had, is er nu doorheen. Heb alleen nog een paar zakkies instantsoep, lekker bij brood. Ik kampeer op een plek vijftig kilometer voor Afyon. Wil straks afzakken naar het zuiden, richting Antalya, en vandaar uit de kustweg nemen richting Griekenland. Nog een week Turkije en dan nog een week om weer in Nederland terug te komen. Als alles meezit dus nog two weeks of travelling. Moet straks, voor ik opbreek, niet vergeten de balanceerloodjes van m’n achterwiel te halen. Sinds het omleggen van de nieuwe band klopt er geen zak meer van en stuitert het wiel boven de 130 van heb ik jou daar. 

xxxxx Later deze dag: Het waait nogal en erg warm is het niet. Heb daarnet wat regenbuien gehad en de zon heb ik vandaag vrijwel nog niet gezien. Ben moe en ik heb koppijn. Ik zit nu tegen een zandheuveltje aan en daardoor een beetje uit de wind. De fut is er uit en elke kilometer is er weer eentje waar ik tegenop zie. Ben via Afyon naar Usak gereden en heb de weg genomen naar Denizli. Daar vlak in de buurt ligt Pamukkale en dat moet wonderschoon zijn volgens de verhalen die ik gehoord heb. Vooruit dan maar, niet waar? Zit er voorlopig nog een kilometer of tachtig vandaan. Het is nu kwart voor vier en zoals ik me nu voel, wordt dat vandaag beslist niets meer. Heb er domweg geen zin meer in. 

xxxxx Later deze dag: Ben een stuk verder gekomen vandaag dan ik gedacht had. Het ging ineens een stuk beter. Heb Denizli al achter de rug en Pamukkale ook. Pamukkale is een toeristische trekpleister. Er zijn daar allemaal witte rotsen. Een soort van kalkafzetting of zo. Ik vond het niet echt de moeite waard. Heb er zelfs geen foto aan verspild. Gewoon tijdens het rijden zie je veel mooiere panorama’s. Het zal op de een of ander manier toch wel speciaal zijn. Eigenlijk is Turkije helemaal niet zo’n verschrikkelijk mooi land. Het is gewoon middelmatig. Haalt het bij lange na niet bij IJsland bijvoorbeeld, dat is echt mijn topper. Maar wat de mensen betreft staat Turkije bij mij op nummer één. Ik zal m’n tent maar even opzetten want het is onderhand al weer zeven uur geworden. Tegen half acht is het donker, dacht ik. Morgen naar Antalya. Ook zo’n stad waar ik iedereen over hoor. Zal dan ook wel tegenvallen. Mijn smaak komt waarschijnlijk niet erg overeen met die van de meeste mensen.

Boothill. Turkse stijl

 

Vrijdag 16 april 1988

Ben vandaag een maand on the road. Ik vier m’n jubileum met opgewarmde soep en brood, overgebleven van gisteren. Het is twintig voor zeven en nog steeds niet goed licht. Waarschijnlijk komt dat van de wolken, want het regent behoorlijk. Gisteren was het ook niet zo best, want ik had hier en daar nogal wat te lijden van flinke stortbuien. Bleken gelukkig van korte duur, want ik had niet de tijd om nat te worden. Even wat anders. Ik begin al een paar woorden Turks te spreken. Je pikt zo hier en daar wat op. De meeste vergeet ik al snel weer, wat jammer is. Als ik hier een Nederlands-Turks woordenboek zou hebben, kon ik woorden opzoeken en opschrijven om daarna uit het hoofd te leren. Opschrijven is belangrijk, want ik ben al vier keer vergeten wat het Turkse woord voor zon is. Het is te gek als je een beetje met die mensen in hun eigen taal kunt babbelen. Bovendien vergroot je je verstaanbaarheid enorm, want handen en voetenwerk gaat moeizaam. Ik wil langzamerhand van elke taal (valt nog wel mee binnen Europa) een woordenboek, zodat ik, om maar eens wat te noemen, naar Italië ga, een paar losse woorden Italiaans kan. Iets leren is nooit slecht. Ik krijg langzamerhand een behoorlijke hoeveelheid adressen. Daar zijn de Turken nogal vrijgevig in. Ik vraag er zelf niet om, maar ze dringen echt aan. Denk dat ik ze met de jaarwisseling maar een kaartje stuur. Zag net dat m’n schijtpapier er bijna door is. Moet ik vandaag even voor zorgen. Gras heeft niet mijn voorkeur en is bovendien onhandig met al die schapen, is zo kort. Het regent weer, dus ik stop met schrijven, pak m’n harmonica, doe m’n ogen dicht en terwijl de tranen over m’n wangen stromen van ontroering, blaas ik een triest liedje.

Het dagelijks terugkerende ritueel van de tent opzetten

 

xxxxx Later deze dag: Het is half tien ’s ochtends en het regent pijpenstelen. M’n sigaretten zijn op, maar in de motor liggen nieuwe. M’n brander functioneert als kachel en doet dat uitstekend. Ik zit goed, heb alleen wat last van verveling. Maar zoals het nu te keer gaat, vertrek ik voor geen goud. Wat een shitweer. Als het zo nog even door gaat, voorzie ik weer problemen met het wegrijden. Ik heb nogal wat trialwerk verricht om hier te komen. Kut. Later deze dag: Zit nog steeds in m’n tent te zitten/liggen. Het is kwart over drie en ik denk dat ik deze dag maar oversla met rijden. Het rijden wordt zo langzamerhand ook een sleur, dus die doorbreek ik even. Hoewel ik op een godvergeten plek sta, waren er net wéér een paar schaapherders aan de deur. Heb niet met ze gesproken. Ik wil nu gewoon even met rust gelaten worden. Heb geen behoefte aan dat geëikel de hele tijd. Kan ze toch niet verstaan. Ze (drie man) blijven de hele tijd in de buurt rondhangen. En maar fluiten en brullen en stenen naar die beesten gooien, want ze lopen de hele tijd blijkbaar telkens weer de verkeerde kanten uit. Snap niet waarom ze geen hond nemen, kan die het werk voor ze doen. Ik zie het overal dat er per dertig schapen ongeveer één schaapherder is. Zijn het er meer, dan zijn er twee, en bij nog weer meer drie man. Meer dan drie man heb ik nog nooit bij een kudde gezien. Het lawaai dat die kerels produceren, begint me op m’n zenuwen te werken. Godverdomme. 

xxxxx Later deze dag: Ik keek net even naar buiten en zag dat de Goldwing omgesodemieterd was. Shit, ik de laarzen en jas aan (het regent) en de tent uit. Heb ‘m met verrassend gemak weer overeind getild. De cilinders steken naar buiten en hij leunde op de valbeugels, lag dus gelukkig niet helemaal plat. Zal morgen toch even de accu controleren. Heb nu wel een steen onder de jiffy gelegd. Had het kunnen weten met al die regen. Het wordt nu ook langzamerhand weer wat donkerder. De Serkisof wijst half zeven aan. Ik pak nog maar even een sigaret en terwijl ik in de blauwe vlammetjes van de brander staar, zal ik ’s even gaan denken waarover ik zal gaan denken.

 

Zaterdag 17 april 1988

Er hangt nu een dichte, koude mist buiten de tent. Het regent licht. Kortom, het weer is kloten. Misschien dat het straks, als het wat later wordt, nog opklaart. Eén ding is zeker: ik vertrek vandaag van deze plek. Nat of droog, mist of zon, het kan me niet schelen. Vandaag wil ik Antalya halen en daarna wordt het voorwiel naar het noorden gericht. Begin er langzamerhand ook zat van te worden. Het weer is de meeste tijd dubieus en Turkije heeft me verder ook niets meer te bieden. Ben het hele land zo ongeveer doorgereden en opzienbarende nieuwe zaken dienen zich niet aan. Het is ook niet lang genoeg licht naar mijn smaak. Komt natuurlijk door de tijd van het jaar, maar het is toch een minpunt. ’s Ochtends heel vroeg vertrek je niet, want dan is het te koud en om half zeven ’s avonds moet het rijden al weer afgelopen zijn omdat het dan donker wordt. Het grootste deel van de tijd zit je dus in je tent te koekeloeren. Een gedeelte van die tijd slaap je natuurlijk, maar behoorlijk wat uurtjes zit je je gewoon domweg te vervelen. Doordat je zolang alleen zit, begin je te denken en je denkt jezelf de problemen aan. Als je een jaar met een tent zou rondtrekken, ben je naar mijn mening rijp voor de psychiater. Misschien wel eerder. 

Lekker stukkie natuur

Lekker stukkie regen en kleumen

 

xxxxx Later deze dag: Heb vandaag een behoorlijke plens regen te pakken gehad. M’n jas blijkt, na niet goed winddicht, nu ook al regen door te laten, na zo’n tien minuten badderen. Maar ik kan er nu om lachen, want ik zie het weer helemaal zitten. Daarover zo meteen meer. Ik heb vandaag eventjes naar Holland gebeld en ik kan je vertellen dat de prijs pittig is. Zesduizend Turkse Lire (ongeveer tien Gulden) voor een paar minuten. De vijfentwintigste van deze maand moet ik de papieren van de werkloosheidswet inleveren. Denk niet dat ik dat haal. Lul ik me wel onderuit. De telefoon in Turkije werkt op muntjes, niet op geldstukken. Had er vijftien gekocht van een benzinepomphouder. Toen z’n telefoon stuk ging, bracht hij me met zijn wagen naar een andere benzinepomp met telefoon. Hij gooide de muntjes er ook nog om de zoveel tijd voor me in. Naderhand heb ik nog even met de man gesproken. Hij had z’n (gebrekkige) Duits geleerd uit boeken. Niet in Duitsland. Petje af. Bij hem in z’n kantoor kwam ik ook nog twee andere mensen tegen, een man en een vrouw. De vrouw had 27 jaar in Duitsland gewoond, was daar ook naar school geweest, en sprak perfect Duits. Haar vriend, die naast haar zat, was fabrikant van lederen kleding. Ik heb een kaartje gekregen en als ik in Izmir kwam, moest ik maar even langskomen. Ik had het even gehad over m’n gejatte leren jas. Ze vertelde dat ze er eentje op maat konden maken voor nog geen 200 DM. Mocht zelf het leer waarvan de jas gemaakt moest worden, uitzoeken. Daar heb ik wel oren naar natuurlijk. Voor een keer zoveel poen koop ik er één in Nederland, maar niet op maat en niet exact naar mijn wensen. Meevallertje dus. Vlak voordat ik in Antalya aankwam, heb ik nog even een vrachtwagenchauffeur geholpen die zonder diesel stond. ‘Klim maar boven op de bagage, rijden we naar een benzinepomp.’ 

 

Heerlijk plekje aan de middellandse zee. De branding is nog te horen

Waarom kijkt Hildo dan zo zuur?

 

Ik sta nu twintig kilometer buiten Antalya op een prima plekkie. Zo’n honderd meter van de Middellandse Zee. Kan de branding duidelijk horen. Heb de tent opgezet om half acht, wat rijkelijk laat was want ik kon het nog maar net zien. Ben een poos blijven staan praten met een jongen die een Suzuki Katana 650 had gekocht voor rond de 11.000 piek (tweedehands ’82). Als je nou weet dat ik hoorde, dat een fabrieksarbeider in Turkije nog geen tweehonderd piek in de maand binnen sleept, weet je dat je in Turkije het Harley rijden wel kunt vergeten. Verder dan een Jawa of hoogstens een oude BMW kom je hier niet. Ben blij dat ik in Nederland woon. Nadat m’n tent stond, ben ik nog even in het donker naar Antalya gereden om kaarsen en sigaretten te kopen. Dat met die kaarsen is een onvoorstelbaar goed idee. Ik voel me nu echt een beetje thuis in de tent. Sjekkie, kaart bekijken, even eten koken, wat schrijven. Wat denk je wat daar allemaal van terecht komt als je geen licht hebt? En een zaklantaarn is maar behelpen. Even roeren in je mestin met soep, met dat ding tussen je tanden geklemd. Dan af en toe even aan knippen om te kijken of de hele shit al overgekookt is. Nee, een kaars, dat is je ware. Trouwens, nog even over dat in het donker rijden: zodra de zon onder is, is het verstandig om de motor maar gewoon te laten staan. De verlichting van de auto’s is een puinhoop. Nog niet de helft die de lamperij in orde heeft. Geen remlichten, geen achterlichten, geen koplampen, verkeerd afgestelde koplampen of helemaal zonder licht. En natuurlijk gewoon met fel licht blijven rijden, ook al komt er een tegenligger aan. Tel daarbij op de onvoorspelbare Turkse wegen, dan weet je dat het niet alleen onverstandig, maar ook simpelweg gevaarlijk is.

 

Zondag 18 april 1988

Wauw men, itsa bioetifoel dee! De zon schijnt en er is geen wind. De temperatuur is voor het eerst sinds dagen aangenaam. Kijk, dàt wekt je reislust weer op. Heb voor het eerst m’n haar en baard weer gewassen. Was hoognodig ook, want het begon als stro aan te voelen. M’n baard zat vol pijpenkrullen en ik weet nu dus ook waarom die oude Griekse beelden altijd van die krullerige baarden hebben: Viespeuken, allemaal! Heb me sinds m’n vertrek uit Nederland ook niet meer gedoucht, heb ook nog dezelfde kleren aan. En over dat niet wassen is even een interessante opmerking te maken, want ik heb normaal altijd wel wat last van puistjes (ontstekingen) op m’n rug. Nu niet meer. M’n rug voelt nu vettig aan en dat is blijkbaar een uitstekend beschermend middel. Heb het altijd al vermoed. Nu weet ik het zeker. De natuur regelt alles en je teveel douchen, is niet gezond. Ook al zal iedere Nederlander beweren dat dat niet zo is, hygiënisch volkje dat we zijn. 

 

De westkust van Turkije. 

Fantastische verlaten stranden en een heerlijk blauwe zee

Mooie kustweg om te rijden is er trouwens ook

 

xxxxx Later deze dag: Heb vandaag geprobeerd Mugla te bereiken, maar dat is niet gelukt. Ik heb ongeveer 480 kilometer gereden en zit er nog 100 kilometer vandaan. 

De kustweg was een genot om te rijden. Bochtige weggetjes, blauwe zee, prachtige stranden en de zon erbij. Jammer genoeg begon het daarna nogal te waaien en het werd oppassen geblazen, want de wind kaatste soms raar rond die rotswanden. Ik begon toen ook weer last van hoofdpijn te krijgen, wat het rijgenot naar de sodemieter hielp. Na zo nog zo’n 100 kilometer doorgewurgd te hebben, kreeg ik vlak na één of ander dorpje een vogel tegen m’n helm. Ik reed op dat moment zo’n 110 en het was een dikke vogel. Een kip zal het wel niet geweest zijn want die vliegen niet, maar het was minstens een duif. Wat een klap, allejezus. De neusvleugelsteuntjes van m’n bril waren er door verbogen, niet eens eraan gedacht om te stoppen reed gewoon half knock out verder. Ik dank God op m’n blote knietjes dat m’n vizier dicht was. Ik heb nog thee gehad van een Jawa-coureur en hij heeft bij ‘m thuis de drie eraf gerammelde boutjes van m’n topkofferrek door nieuwe vervangen. Hij wilde ook nog dat ik bleef eten en slapen, maar ja, je weet het, ik ben nu aan het kamperen. De achterband slijt weer erg hard nu ik in de bergen zit. Ben niet van plan om nog een keer van achterband te wisselen voordat ik thuis ben. De voorband moet ik morgen wat stijver oppompen, want de beide buitenkanten slijten een stuk sneller dan het middenstuk. Zal nog eventjes een aspirine nemen, want m’n koppijn gaat maar niet weg. Welterusten.

 

Maandag 19 april 1988

Vandaag heb ik echt weer zin om te rijden. Was het maar wat warmer zodat ik niet de hele tijd hoef te kleumen. En echt koud is het niet eens, het komt allemaal van die rare rotjas die ik in Adana gekocht heb. Het ding past me gewoon niet. Ik kijk met vreugde uit naar het moment dat ik in Izmir m’n nieuwe leren jas in ontvangst neem, ook een beetje met twijfel, moet ik toegeven. Als de jas gemaakt is, zul je ‘m moeten nemen. Ik bedoel maar, in hoeverre kun je een naaister of kleermaker duidelijk maken wat je exact wilt hebben? Een flap achter de rits om het tochten tegen te gaan, daar zullen ze in Turkije nog nooit van gehoord hebben, vrees ik. Snap je wat ik bedoel? En dan maar afwachten of het goed komt, nadat je het zo goed mogelijk hebt uitgelegd. Heb net m’n laatste homp Turks brood (ékmek’ voor de ingewijden) naar binnen gewerkt. Heerlijk als het vers is, een verschrikking wanneer je 24 uur verder bent. Dan is het een combinatie van deeg, klei en kauwgum met een stenen korst. Heb er kramp in m’n kaken van. Izmir, de leren jas-stad, ligt op een afstand van 330 kilometer. Ik wil een paar kilometer voor de stad kamperen, zodat ik morgen ochtend in alle vroegte de tent binnen bruis. Ben benieuwd hoe lang het duurt om zo’n jas te maken. Denk dat ik een dag zal moeten rondhangen. Ik kap ermee en zal m’n spullen op de motor gooien zodat ik weer kleumen kan. Je bent biker of je bent het niet, toch? 

xxxxx Later deze dag: Ik ben gestrand in één of ander theedrinklokaaltje. Er wordt alleen thee geschonken en het is de Turkse variant op onze kroeg. De muren zijn ooit wit geweest en de regen (het hoost als een gek buiten) lekt hier en daar naar binnen. Van mijn tafeltje zijn de poten ongelijke lang en ik moet oppassen met bewegen, anders gaat m’n thee tegen de vlakte. De verveloze stoel waar ik op zit, piept, kraakt en schommelt bij de minste beweging. Volgens mij staat hij op het punt om het te begeven. De radio doet het niet meer, want de eigenaar heeft de stekker eruit getrokken omdat het onweert. Aha, terwijl ik m’n suikerklontjes door de thee (‘tjai’) roerde, is de stekker er weer in geplugd. De muziek is niet eens onaardig. Soort slow Turkse muziek met Chinese inslag. De mannen hier in dit lokaal laten me met rust. Wonderbaarlijk. Ik heb net m’n derde borrelglas thee leeg, maar ik denk niet dat het lang duurt. De bediening is uitstekend. Dat is trouwens overal in Turkije het geval. Soms lopen ze niet eens, maar gaat het op een drafje. Alsof ik Atatürk zelf ben die weer tot leven gekomen is. De klant is koning en dat geldt hier nog volop, in elk geval voor mij. Voilá, m’n vierde bakkie wordt geserveerd. Hier moet het ook maar bij blijven want m’n maag begint al te klotsen. Het valt me ineens op dat de tafelkleden allemaal vol gaten zitten, alsof er iemand met een riotgun bezig is geweest. Zullen wel brandgaten van de vele sigaretten zijn die er in de loop van de jaren boven moeten zijn gerookt. De regen is wat minder geworden, maar nog steeds is mijn lekke jas er geen partij voor. De vijf minuten die ik door de hoosbui gereden heb, waren voldoende om me al natte ellebogen te bezorgen en ik voel geen enkele behoefte om als een verzopen kat door een koud Turkije te rijden. Als het een moesson zou zijn, met bijbehorende hoge temperaturen, dan zou ik gewoon m’n kleren uittrekken en in m’n zwembroek verder rijden. Hoewel, misschien toch niet zo’n goed idee, als je beseft hoe preuts Turkije is. Zelf heb ik nog geen enkel probleem met de politie gehad. Alleen zwaaien en ik ben twee keer aangehouden (om de motor te bekijken), waarbij me zelfs nog één keer thee is aangeboden ook. Maar van de verhalen die ik gehoord heb, schijnen het smeerlappen te zijn. Als je het één of ander uitgevreten hebt (of daar van verdacht wordt), wordt je opgepakt en eerst inelkaar geramd. Daarna wordt je opgesloten en pas na 42 dagen cel komt een advocaat om te vragen wat je gedaan hebt. Mensen zijn hier bang voor de politie en als je het mij vraagt, hebben ze daar zo te horen alle reden toe. Ik heb gehoord dat het zelfs soms gebeurt dat een politieagent zegt: ‘Sodemieter op hier, je bek staat me niet aan’. Turkije is een politiestaat, maar zoals ik al zei, voor mij (als toerist?) is er alleen een vriendelijke bejegening. Op moord schijnt hier zelfs nog de strop te staan, op bankroof 15 tot 20 jaar. Andere koek dan in Nederland, is het niet? Allejezus, m’n vijfde bakkie thee. Dit is definitief de laatste. Het is nogal sterk spul en ik begin me misselijk te voelen. Verdomme, als die regen nu maar ophield. De lucht ziet er nog steeds zwart/grijs uit. Het is hier binnen nog koud ook, want er is geen kachel. Shit. De mannen hier in het lokaal blijven onverstoorbaar door spelen met een spel dat het midden houdt tussen domino en scrabble. En ik, ik begin langzamerhand van de hele situatie te balen. Maar ik zit droog, dus ik mag niet klagen. Het lukt me niet om m’n vijfde borrelglas thee naar binnen te gieten. Maar goed ook, komt de eigenaar er in elk geval niet met een zesde aan. Ik moet wat eten, heb een razende honger. Misschien is er hier een restaurant (‘lokantasi’) in de buurt, anders koop ik wat de bikken in het winkeltje hiernaast. Met al die thee in m’n pens gaat het niet goed. Het is net of m’n ellebogen nog steeds kouder en natter worden. Soms vervloek ik die motorrijderij. Een normaal mens gaat met een auto. 

xxxxx Later deze dag: Hè, hè, het is nu half tien ’s avonds en ik zit heerlijk relaxed in m’n tent. De kaars die brandt, m’n brander loeit (voor de soep) en ik ben al bijna weer droog. Alleen nog maar wat vochtig. In het theelokaal kreeg ik nog bezoek van een plaatselijke pensionhouder. ’s Winters (nu dus ook) werkte hij in een restaurant, want dan was het pension gesloten in verband met gebrek aan toeristen. We hebben nog een hele poos gepraat, in het Engels, en op een gegeven moment werd de regen wat minder en toen ben ik maar vertrokken. De Turk wilde me nog mee hebben naar het centrum, waarvoor weet ik niet precies, maar ik hield voet bij stuk dat ik weg moest in verband met m’n reisschema (over zoveel dagen weer terug zijn in Nederland omdat het werk weer begon). Je kunt echt niet bij elke Turk blijven hangen die je dat vraagt. Dan heb je een half jaar nodig. Eenmaal weer onderweg, begon de ellende opnieuw. Stromende regen, ik werd er niet goed van. Langzaam rijdend, want dan is het niet zo koud en bovendien hoopte ik dat de regen niet zo snel door m’n jas zou slaan. Net op het moment dat er een flinke straal m’n bovenarm langsliep, zag ik een lokantasi. Ben gestopt en heb gegeten. M’n natte plunje aan gehouden, want ook daar was geen kachel en kon je de witte wolkjes van je adem zien. Het vlees was bijna koud en het brood was taai. Na de matige schranspartij, heb ik nog een half uur in de regen rondgetoerd en toen werd het opeens droog. Hieperdepiep! Ik heb flink doorgereden en zit nu al voorbij Izmir. Dertig kilometer voor de stad begon ik al uit te zien naar een kampeerplek, maar die vond ik pas twintig kilometer ná de stad. Moet morgen dus eerst twintig kilometer terug. Ergens in de buurt van het station (treinstation, denk ik) moet de lederwarenfabriek zitten. Ik zal m’n soep en brood opeten. Ho eventjes! Vergeet ik je bijna te vertellen dat ik in Izmir daarnet met 100 kilometer per uur haast op m’n bek ging in een bocht. Eén of andere auto was zeker wat olie verloren. Het achterwiel slipte weg en eventjes ging ik met de Goldwing letterlijk als met een speedwaymotor door de bocht, niet overdreven. Ik schrok me wild. Heb pure mazzel gehad.

 

Dinsdag 20 april 1988

Het is nu acht uur in de ochtend en ik ben een uur wakker. Je kunt het al wel raden, denk ik. Het regent weer. Ik zal wel in een depressie zitten, denk ik. Daar hoor je in elk geval de nieuwslezer ook steeds over praten in Nederland. En mocht het weer niet gedeprimeerd zijn, dan ben ik het wel want ik vind het een hopeloze toestand. De tent opbreken, zie ik nu echt niet zitten. Het zou het makkelijkste zijn de tent maar gewoon te laten staan waar ie staat en alleen de motor te pakken om naar Izmir te rijden. Ik durf het alleen niet aan om m’n tent alleen, met alles erin, te laten staan. Ben daar een beetje schrikachtig voor geworden sinds de diefstal van m’n jas. Zal nog even afwachten om te zien of er een verbetering van het weer intreedt. In elk geval moet ik eerst even over de toestand nadenken. 

xxxxx Later deze dag: Ik waag het erop. M’n tanktas met paspoort en de rest van de papieren neem ik mee en dan hoop ik maar dat het akkefietje in Adana met m’n jas een uitzondering was. Bovendien sta ik nu niet direct langs de kant van de weg, dat scheelt allicht. De zon schijnt nu zelfs eventjes. Ik vertrek maar snel. 

xxxxx Later deze dag: Ik wist het wel. De problemen rijzen de pan uit. Ik was bij die fabriek in Izmir. Z’n Duitse vriendin was er niet. Die kwam om vijf uur pas. Die kerels snappen er geen kloot van. Leren jassen zat, net zulke als er in elke modezaak wel hangen. Maar een motorjas, het 'John Travolta-type' wat ik zoek, is er natuurlik niet bij. Ik heb verschillende stukken leer gezien, maar alles flinterdun. Allemaal modespul. Eén keer op je bek met zo’n jasje en het ding ligt aan flarden. En bevriezen doe je er in de winter zeker mee. Ik moet nu nog vier en half uur zien door te komen in Izmir, dan is z’n vriendin er. Die snapt er allicht wat meer van. Ik begon buiten voor twee van die mannen van de fabriek nog even zo’n type jas te tekenen. Er ontstond weer een oploopje, ’t is gewoon lachwekkend, en ze begonnen de mensen door te sturen, want ze waren niet gediend van die menigte voor de deur. Ik ben toen maar vertrokken en heb gezegd dat ik er om vijf uur wel weer zou zijn. Ik zit nu op een bankje in het centrum van de stad. De bankjes om me heen beginnen al voller te worden en ze staren me allemaal aan alsof ik net met een vliegende schotel geland ben. En Izmir is geen dorpje, maar een stad met anderhalf miljoen inwoners. Alle bankjes zijn nu bezet. Ik weet dat wanneer er ook maar eentje naar me toe komt, er gelijk tien man om me heen staan. In dat theelokaal van gisteren was dat ook zo, net zoals op alle plekken. Als er één schaap over de dam is… Op één zitplaats (het zijn stenen stoeltjes) zitten nu al twee mannen naast elkaar gepropt. Ik moet moeite doen om niet te gaan grijnzen. Het stoeltje naast mij is nog leeg... De lucht betrekt en het wordt donkerder. Ik ben bang dat het zo meteen gaat regenen. Ik zal gelijk wat geld gaan wisselen, want ik ben weer door m’n Turkse Lires heen. 

xxxxx Later deze dag: De Turkse leren jas gaat niet meer door. Het was te verwachten, en inderdaad ze hadden het goeie leer niet. Dat moest opgehaald worden, dan moet de jas worden gemaakt. Al met al zou die pas overmorgen klaar zijn en dan is het nog afwachten wat ze er van bakken. Verdomme, een dag lang voor janlul in die stad rondgehangen. Heb ook nog gepraat met een vent die vrij goed Duits sprak. We hebben wat rondgewandeld in één of ander park en ik vond ‘m na een poosje al wat vreemd omdat hij steeds woorden herhaalde die ik zei. Maar toen hij in het aangrenzende dierenpark tegen een grote gier begon te kakelen als een kip, wist ik het zeker: de kerel was van lotje getikt. Ik val sowieso al op, maar met zo’n kakelende idioot naast je, sta je helemaal voor schut. Was blij dat ie wegging. Heb ook nog gepraat met een schoenenpoetser die alle toeristen er feilloos wist uit te pikken en je kon vertellen waar ze vandaan kwamen. Hij dacht dat ik een Amerikaan was, dus had hij er misschien tòch niet zo’n kijk op. Met dat schoenpoetsen is trouwens dik geld te verdienen lijkt het. Ze vragen duizend Lire voor twee schoenen. Dat betekent dat ze maar vier paar schoenen hoeven te poetsen en ze hebben het dagloon van een fabrieksarbeider binnen. Ik heb m’n laarzen niet laten poetsen.

 

Woensdag 21 april 1988

Ik vond het vlees er al wat verdacht uit zien gisteren in het restaurant waar ik gegeten heb, want volgens mij was het tong. Er zaten in elk geval net zulke spikkeltjes op als op m’n eigen. Vind het een raar idee dat je daar één of ander beest z’n tong zit te vreten. Ik werd net om zes uur ’s ochtends wakker met kramp in m’n darmen, niet mooi meer. Kon nog net op tijd de tent uit springen en de broek van m’n kont rukken. Mazzel, het zal je maar bij je broekspijpen naar beneden lopen. De tent is aan de voorkant nu ook ingestort. Een of andere janlul ritste de tent los en ging blijkbaar met z’n knie op het zeil liggen, zodanig dat het spul van boven knapte. Hij scheen met een zaklantaarn naar binnen en begon tegen me te praten. Ik lag al in m’n slaapzak. Toen ik ‘m niet begreep (en niet begrijpen wilde), was ie ook zo weer weg. En dat was om half twee ’s nachts! Er lopen rare snuiters bij. M’n tent was weer niet op slot met ijzerdraad, want dat was geknapt na het constante heen en weer gebuig. Het is overduidelijk dat het ijzerdraad zo snel mogelijk moet worden vervangen. 

xxxxx Later deze dag: Het is goed mis nu met m’n darmen. Ben daarnet weer naar buiten geweest en was weer nèt op tijd. Een paar minuten later was het weer mis en om de Turken verdere choquerende beelden te besparen, heb ik maar in m’n mestin gescheten. Je moet toch wat. Later deze dag: Er is niet meer te eten in de tent behalve spaghetti. Dat ben ik nu dus aan het koken. Na m’n mestin eerst drommels goed afgewassen te hebben. Misschien dat m’n darmen er goed op reageren. Ik wil vandaag eigenlijk toch wel van deze plek vertrekken, want de zon schijnt en bovendien vind ik drie nachten op dezelfde plek wat teveel van het goeie. 

xxxxx Later deze dag: Alles lijkt goed. Ben vandaag toch nog weer 350 kilometer opgeschoten. Vanmiddag om een uur of één ben ik op de motor gestapt en weggereden. Heb geen last meer van m’n darmen gehad, maar ik krijg nu weer pijn in m’n buik. Weet niet wat me mankeert. Heb vanmiddag gegeten in een restaurant, met groente erbij, en ik heb net twee sinaasappels op. De vitamientjes zijn toch weer binnen, dacht ik. Op het moment zit ik weer in de tent te schrijven, want het is al kwart voor tien. In Cannakkale heb ik de boot (of eerder bootje) genomen naar de overkant. Als ik nu via Istanbul ook weer terug zou gaan, moet ik misschien wel bijna duizend kilometer. Daar heb ik nu geen zin meer in. Het is me ook aldoor veel te koud. Heb de regenbroek over de leren broek aan en nòg is het fris. M’n handschoenen heb ik verlengd door er plastic zakken aan vast te plakbanden. En dat scheelt behoorlijk, want met die korte mouwen in m’n jas tocht het anders als de ziekte. Daar komt nog om de zoveel kilometer tochterij bij m’n nek overheen. Weet bij God niet waar het vandaan komt, maar het gebeurt telkens weer. Het begint langzamerhand kouder te worden. Ik zal m’n brander wat hoger draaien, benzine zat.

 

Donderdag 22 april 1988

Ik krijg de soep niet door m’n strot. Heb gisteren in een supermarkt in Canakkale vijf zakjes instant soep gekocht. De soep die ik gisteravond klaar gemaakt heb, zat in een ouderwets aandoend papieren zakje. Misschien is het ook wel antieke soep, want het smaakt zo muf als wat. De Goldwing loopt zo mooi als nieuw, maar ik heb een probleem met de achterschokbrekers. Al sinds een week of twee. Alle olie heb ik nu uit beide schokbrekers verloren en de motor veert als een trampoline. Het probleem is echter de linker achterschokbreker. Daarvan is de onderste bevestigingsbout (in Nederland al) dol gedraaid en het boutje wil nu telkens loslopen. Denk dat ik rare toestanden krijg, wanneer de veer los zou schieten. Heb even geprobeerd om het spul in Turkije te laten repareren, maar dat wordt niks. Vandaag moet ik met gemak Griekenland kunnen halen en daar zijn plenty motorzaken waar ze er wel een beetje kijk op hebben, denk ik. Denk wel dat de bout het nog zo lang volhoudt. Later deze dag: Het is nu half tien ’s avonds en ik heb om half negen m’n tent opgezet. Kon het nog zat zien. De dagen lengen, kun je duidelijk merken. M’n tent staat aan het strand op dertig meter van de zee. Er groeit hier wat helmgras, dus ik hoef niet bang te zijn dat ik met vloed, midden in de nacht, op m’n luchtbed de tent uitdobber. Weet niet eens zeker of het de zee wel is, want ik heb geen kaart van Griekenland. Het kan net zo goed een groot meer zijn, want ik zag bergen aan de overkant. Ik weet wel dat ik op een kilometer of honderd van Thessaloniki zit en die stad ligt op haar beurt weer 83 kilometer van de Joegoslavische grens. Ik heb vandaag dan ook flink doorgereden, ook met hoge snelheden waar mogelijk. In Turkije nog een lang stuk met zo’n 150 constant. Ik kon het gelijk merken aan de motor. Die begon wat te haperen en liep gewoon niet zo lekker meer naderhand. Zelfs nu, een paar honderd kilometer verder, is het nog te merken dat ik er te hard mee gereden heb. Je hoort altijd van die verhalen van dat er zulke enorme snelheden (200+) constant gereden kunnen worden met motoren. Voor een Goldwing moet zo’n 160-170 constant geen probleem zijn. Vraag maar aan een willekeurige motorzaak. Nou, vergeet het maar. Het kan misschien wel, maar dan ben je ‘m wel aan het verkrachten. Een Goldwing loopt prima bij 120 km. per uur, maximaal 140. Een XT loopt perfect met zo’n 90 kilometer. Met een Harley kan wat sneller gereden worden, zo’n 90 á 100 kilometer per uur. Het kan met al die motoren natuurlijk wel veel harder, maar dan voel je dat ze boven hun ideale snelheid zitten. Ik wil het morgen wat rustiger aan doen, zie je ook meer van het landschap. Bovendien wil ik ook niet weer zoveel op één dag rijden, ik vind het te vermoeiend. Als je zoals ik nu al zo lang onderweg bent, ga je het toch sneller merken. Met vermoeidheid en dergelijke bedoel ik, want het mag dan wel vakantie heten, het is en blijft een slopende bezigheid. Zeker met al die regen en kou. Ik heb last van duizeligheid en ik denk dat het van dat gescheur van vandaag komt. Morgen wordt er zeker een stuk rustiger gereden. Zal ter ontspanning eens even op m’n mondharmonica tjoengelen.

 

Vrijdag 23 april 1988

Het is nu kwart voor elf en ik zit nog steeds in m’n tent. Ik heb zonet m’n gezicht en handen even gewassen. Dat had ik al drie dagen achterwege gelaten, dus het werd hoog tijd. Voel me nu ook een stuk frisser. Ik had mezelf vanmorgen een strandwandeling beloofd, maar ik zie er toch maar van af. Beetje in je uppie langs dat strand heen en weer sjokken, kan me toch niet zo bekoren. M’n boter begint schimmelculturen te vertonen, zag ik daarnet, dus daar moet maar nieuwe voor komen en de pen waar ik dit mee schrijf is ook al bijna leeg. Ik zal straks voordat ik vertrek (zonnig weer nu) m’n tanden nog even een schoonmaakbeurt geven. Dan kan ik er weer tegen aan. Ik merk dat wanneer je met een tent op reis bent, je jezelf met heel simpele zaken bezig houdt. Motor nog goed, tent repareren, tanden poetsen, brandertje doorprikken, wegenkaart bekijken, de regen vervloeken, moet er vreterij bijgekocht worden, jerrycan met water onderweg vullen, luchtbed oppompen, tent opzetten en afbreken. Ik zou zo nog een hele tijd door kunnen gaan. Allemaal dingen die dagelijks terugkomen en waar je je de hele dag mee bezig houdt. Afwisseling heb je niet. Het zijn praktische zaken die je verplicht bent om te doen. Een boek lezen, televisie kijken of een goed gesprek behoren niet tot dat rijtje. Zal blij zijn wanneer ik weer thuis ben, dat weet ik nu al, maar lang zal het niet duren of ik ben nog blijer dat ik weer kan vertrekken. En dan met die Apehangers motorclub. Ben benieuwd wat dat wordt. 

xxxxx Later deze dag: Kijk, dit bevalt al een stuk beter. Ik rijd nu zo rond de honderd kilometer en het is nu lekker relaxed. Heb in Thessaloniki vijf blikjes Sprite gekocht en verdorst nu dus niet meer. De zon schijnt al de hele dag en het is nog lekker warm ook. De dikke winterhandschoenen zijn uit en ik rij in m’n moffies. De motor loopt ook weer perfect, zoals het nu allemaal gaat, gaat het goed. De tank is bijna leeg en dat betekent dat ik in Griekenland exact twee volle tanks verbrand heb. Ik pak de eerstvolgende pomp. Als ik de kans krijg, wil ik,voordat ik in Joegoslavië zit, ook nog even nieuwe boter en een brood gekocht hebben. Gisteren bij de grens heb ik ruim honderd Gulden gewisseld, wat rijkelijk veel blijkt te zijn. Het Griekse geld dat ik overhoud, bewaar ik voor een volgende reis naar Griekenland. Wil nog een keer naar Athene, maar nu heb ik daar geen zin meer in. Was nog dik 500 kilometer rijden. De Harley-Davidson moet weer in elkaar, zodat ik me weer in stijl kan verplaatsen. 

Zal nog even een stukje rijden. 

xxxxx Later deze dag: Ik ben nu een kilometer of vijftig geleden de Joegoslavische grens gepasseerd. Wat een ellende, die wegen. Ik heb dezelfde weg op de heenreis ook gehad en toen reed ik er met 120 overheen. Nu, met m’n lekke achtervering, kom ik niet hoger dan de vierde versnelling en rij dan misschien zo’n zestig kilometer. In Turkije waren er geen golvende wegen, maar diepe gaten. Had ik weinig last. Hier is het asfalt heel mooi, maar zitten er deuken in. De Goldwing danst als een ballerina, daarmee mij voortdurend lancerend waarna ik met een klap terugval op het zadel. Ben gelukkig zeeziekbestendig, maar het begint behoorlijk pijn te doen in m’n buik, nieren en weet ik veel. Deze keer rijd ik via Belgrado (nog 525 kilometer) en Zagreb. Op de kaart wordt een vierbaans autoweg aangegeven. Hoop maar dat die een beetje glad is, vlak dus. 

xxxxx Later deze dag: Alweer voel ik me niet zo tof (zit weer in m’n tent). Deze keer niet zo erg als de vorige avond en ik ben dit keer ook niet duizelig, maar heb wel wat hoofdpijn. Zal morgen een paar sinaasappels kopen en ook wat groente. Misschien ligt het aan de vitamines of zo. De Turkse soep is echt niet te pruimen. Ben nu al met m’n derde zakje bezig (heb er vijf gekocht), maar het wil maar niet wennen. Ze hebben er maar liefst 22% meel in gegooid en als het dan afkoelt, lijkt het precies op van die bibberpudding. Gadverdamme. Trouwens, het is wel weer te merken dat ik Turkije uit ben. Ik word niet meer aangesproken, op een klein gesprek met een Griekse vrachtwagenchauffeur na. En van die vriendelijkheid die overal in Turkije ten toon gespreid werd, was in Griekenland al niet veel meer over, maar is in Joegoslavië helemaal met de noorderzon vertrokken. Het is godgeklaagd zo ongeïnteresseerd, verveeld en zuur als die Joegoslaven zijn. Bah. Ik dacht op de heenreis dat dat kwam doordat ze zo weinig te besteden hebben, maar in Turkije hebben ze echt geen rooie cent en ze zijn er beslist niet minder vrolijk van. Het blijkt dus gewoon de aard van het beestje te zijn. Joegoslavië is goedkoop en zonnig, maar verder heeft het mij persoonlijk geen ene mallemoer te bieden.

 

Zaterdag 24 april 1988

Ben nu aan het kilometervreten. Heb Belgrado nu ruimschoots achter me liggen en ik wil nog een flink stuk richting Zagreb halen. Vanaf Nis tot even voorbij Belgrado ligt een pracht van een vierbaans snelweg. Je moet er dan ook voor dokken. Maar dat heb ik er met liefde voor over, want ik wil zo snel mogelijk Joegoslavië weer uit zijn. Ik vind het een rotland. Op een parkeerplaats een paar honderd kilometer terug, kwam er één of andere vent naar me toe en begon m’n motor schoon te maken. Heb ‘m verteld dat hij dat niet moest doen. Hij was erg hardnekkig en liep de hele tijd te mekkeren over Mark, immer mark, immer mark. Nou, forget it, hufter. Niks Mark, heb ik ‘m verteld. De eikel. Twee parkeerplaatsen verder hetzelfde liedje. Ik schudde m’n hoofd en zei ‘no, no’. En toch beginnen schoon te maken, weet je wel. Toen was het tijd om even agressief uit te vallen, en gelijk was het afgelopen. Dat is dé manier om er een eind aan te maken. Ik sprak een Duitser die met een camper aan het toeren was. Hij was het roerend met mij eens over wat voor fijn land Turkije wel niet is en wat voor scheisseland Joegoslavië. Ik rijd verder want morgen wil ik in Oostenrijk aankomen. 

xxxxx Later deze dag: Heb nu zo’n 750 kilometer gereden vandaag. Ik ben elf uur onderweg geweest. Ik ben nog zo’n 150 kilometer van Zagreb af en dat betekent dat ik Oostenrijk morgen op m’n sloffen haal. Ben niet eens aan het scheuren geweest vandaag. Maar dat was ook niet nodig, want alleen vanmorgen zat ik nog een stuk in de bergen, daar bij Skopje in de buurt. De rest was prima te rijden. De weg was relatief goed en vooral recht en in de hele wijde omtrek was geen berg te zien. Heb de hele tijd gekruist op een snelheid van rond de 125 km. per uur. De motor loopt als een zonnetje en verbruikt steeds minder! olie. De pijpen worden prachtig grijs. Als ik het zo bekijk, kan ik nog veel plezier van het ding hebben. Heb wel een beetje een probleem met die loslopende bout van m’n linker achter schokbreker. Vandaag liep hij er ineens verder uit dan ooit en het leek me een goed moment om in te grijpen. Met een stuk ijzerdraad (dat ik op een parkeerplaats vond) en een stuk isolatietape (dat ik gekocht heb bij een pomp) heb ik zo goed en zo kwaad als het ging, het ding verzegeld. Nu is het zaak om regelmatig te kijken of het ijzerdraadje er nog niet is afgeschoten en of de tape nog heel is. Zo haal ik Nederland wel weer. Ik heb vandaag nogal lang doorgereden. Het werd donker en er kwam bovendien nog een plensbui bij, dus het was zaak om zo snel mogelijk een plek te vinden. 

 

De terugweg, hier in Joegoslavië op een afval stortplaats

 

Ik kon niet zo kieskeurig zijn en daarom sta ik nu op een oude afvalbelt. Ben blij dat ik m’n luchtbed heb, want de grond is verre van vlak. Wakker worden met een bochel behoort zeker tot de mogelijkheden. Kwalijk riekende dampen heb ik niet geroken, dus het zal wel goed zijn. Morgen maar een beetje vlot weer weg. Zal ook wel moeten, want ik heb niks meer te eten. Langs de snelweg verkochten ze geen brood of andere etenswaar. Da’s in Turkije beter geregeld. Daar loopt de hoofdweg dwars door het dorp en kun je links en rechts van alles en nog wat kopen. Vandaag kwam ik op een parkeerterrein nog een Turk tegen. Hij speelde balletje, balletje. Samen met drie zogenaamde vreemden. In Amsterdam lopen heel wat betere rond. Je kon duidelijk zien dat er toneel gespeeld werd. Ben er niet op ingegaan, dat begrijp je. Als ik je nu ook nog vertel dat ik vandaag drie ongelukken heb gezien, ben je weer helemaal op de hoogte. Een VW-bus die in lichterlaaie stond, een gekantelde vrachtwagen en een botsing waarbij twee vrachtwagens (één op z’n kant) en één personenwagen (uitgebrand) betrokken waren. Dat was het voor vandaag. Welterusten.

 

Zondag 25 april 1988

De hele nacht heeft het al geregend en het is nu inmiddels al half tien geworden, maar de regen trekt zich er geen fluit van aan en gaat gestadig door. Ik denk er niet aan om te vertrekken met dit weer. Zo zie je maar weer, heb je een mooi reisschema bedacht en het valt gewoonweg letterlijk in het water. De temperatuur is ook weer aanzienlijk gedaald. Kon ik goed merken vannacht in die shit slaapzak. Maar het ergst van alles vind ik nog wel dat ik geen eten heb. Goed kloten natuurlijk. Heb nog wel twee pakjes van die Turkse soep, maar dat trekt me nu helemaal niet. Zal het brandertje aansteken tegen de kou en me misschien toch maar wagen aan die soep. 

xxxxx Later deze dag: Het is net beginnen te sneeuwen. Blijft gelukkig niet liggen. Allerlei beestjes die hier in het gras leven, vinden het ook niet zo plezierig buiten. Dat uit zich in het naar binnen klauteren door de scheuren en gaten in m’n tent. Na eerst een aantal plat gedrukt te hebben, leek het me het beste om maar wc-papier in de gaten te drukken. In Lapland hield dat de muskieten prima buiten de deur, dus het zal ook wel een belemmering vormen voor de kruipende mormels. Heb net m’n benzinebrander weer gevuld. Het tankje is nu nogal snel leeg (ca. 1,5 uur) omdat ik ‘m nogal hoog heb staan. Vol gas doet ie ’t niet langer dan een half uur. Op de sudderstand blijft hij daarentegen zo’n drie uur lang vlammen. Het is nu onderhand half twaalf geweest en het blijft maar regenen en sneeuwen. Kut. Als ik een regenjas had, zou ik het erop wagen, want alleen natte handen en voeten gaat nog wel, maar als je jas doorweekt is en trui idem dito, dan is de lol er snel van af. Koukleumen en blauwbekken. Ik zie het even niet meer zitten, dat is toch geoorloofd op een moment als dit? 

xxxxx Later deze dag: Heb even geslapen. Ik droomde van de Harley die een veel te korte voorvork had. Op het moment dat ik begon te dromen over soep en brood, werd ik wakker. Heb naar buiten gekeken en de regen die ik hoorde, bleek sneeuw te zijn. De motor is aan de bovenkant al wit geworden en het gras om me heen ook. De tent heb ik niet gezien, maar voelt wel zwaar aan, dus daar ligt ook het één en ander op. Heb een druipneus gekregen. Verdomme, hier baal ik van! Op sneeuw had ik helemaal niet meer gerekend met die hoge temperaturen van gister en eergister. Ik vrees het ergste voor Oostenrijk en misschien ook al wel aan de andere kant van Zagreb. Daar beginnen volgens de kaart de bergen weer. Ik wil via Graz en Wenen (heb ik nog nooit gezien) door Oostenrijk, want daar zijn de bergen niet zo hoog, herinner ik me van de atlas die ik thuis heb. Ik heb ondertussen een razende honger gekregen en ik ga daarom maar even naar het wegrestaurant, hier zo’n driehonderd meter vandaan. De motor laat ik staan, denk ik. Moet even kijken hoe erg de sneeuw is. Met wat mazzel wordt er niks gejat in de tijd dat ik even weg ben. 

xxxxx Later deze dag: De hufterigheid straalde er weer vanaf bij die ober. Vriendelijkheid is moeilijk weg te geven, want je krijgt het bijna altijd terug, luidt een oud spreekwoord. Hier in Joegoslavië gaat dat dus niet op. Ik moest ‘m drie keer vragen om een papieren servetje om ’n bril, die beslagen was, schoon te maken. Pas toen kwam hij morrend op gang. Ben aan een tafeltje gaan zitten, al even zuur kijkend, want het is besmettelijk. Na vijf minuten (hij had geen zak te doen), kwam ie langs geslenterd om te vragen wat het wezen moest. Ik bestelde Cola en salade. De Cola werd met een klap geserveerd en de salade met één miezerig plakje brood stelde niet veel voor. Ben, na het naar binnen geschrokt te hebben, snel weer de deur uitgelopen, zonder groet natuurlijk. Als de eigenaar van een restaurant in Turkije je aan ziet komen, staat ie al klaar om je hand te schudden en je met een wijde armzwaai naar binnen te begeleiden. Als je weer vertrekt, wordt weer je hand geschud en zwaaien ze je uit. Dat is het verschil. Soms komen ze zelfs nog even bij je aan het tafeltje zitten om even te babbelen, ook al spreken ze alleen Turks. Werkelijk waar, het is ongelofelijk. Heb daarnet bij een naburig benzinepompstation nog maar wat te vreten gekocht. Wat chocolade en twee blikjes vlees. In dat restaurant wilde ik geen minuut langer meer blijven. Wat een kutland. Later deze dag: Het is inmiddels volgens de goed lopende Serkisof half vijf. De sneeuw is gestopt, maar vertrekken, daar begin ik vandaag niet meer aan. Het is al laat en bovendien is het fris. Volgens de thermometer die ik op de Goldwing geplakt heb, is het nu 2 graden. In m’n tent echter is het behaaglijk, met m’n jas en benzinebrander aan. Morgen voorzie ik grote problemen om tegen die wal omhoog te komen met de Goldwing. Vandaag gleed ik lopend al alle kanten uit (regen en sneeuw), maar met die motor haal ik dat nooit wanneer het zo nat is. We zullen het vanzelf wel zien, is het niet? Later deze dag: Het bevalt me niet meer zo in m’n tent. Je wordt langzaam aan een beetje geschift in zo’n kleine omgeving, als je er maar lang genoeg in zit. Net zoals ik eerder al opmerkte, een jaar of half jaar alleen met een tent rondtrekken en je bent rijp voor de psychiater. Volgens mij is dat echt zo. Ik ben een eenling en houd niet van grote mensenmassa’s, maar dit is teveel van het goeie. Als je rijdt, is er geen probleem, maar ga nu eens twee dagen in een tent zitten om naar het tentdoek te koekeloeren. Je moet wat om handen hebben. Heb me nu dus al misselijk gegeten aan chocolade. Beide blikjes vlees ook leeg gepeuzeld. M’n brander getracht te repareren (komen witte in plaats van blauwe vlammen uit), uit volle borst zelf bedachte liedjes en teksten gezongen en op m’n mondharmonica gespeeld. Ik begin al weer tegen mezelf te praten, dus het wordt hoog tijd dat ik morgen weer vertrek. Heb in m’n hoofd de complete Harley gedemonteerd en weer gemonteerd. Je begrijpt, dit moet niet te lang door gaan, straks flip ik nog. Of misschien ben ik al geflipt en heb het alleen zelf nog niet in de gaten.

 

Maandag 26 april 1988

Er lopen kippen rond m’n tent, hoor ik. Heb zin om er een te grijpen en er eentje ter plekke boven m’n brander te roosteren. Zonet heb ik m’n laatste honderd gram chocolade opgegeten, dus het gaat wel weer. Mazzel voor die kip. Ik zit op m’n luchtbed met m’n benen in de slaapzak en m’n jas aan. Het is al weer zo koud. Hoop van harte dat de chocola me wat calorietjes te verbranden geeft. Volgens de Serkisof is het nu tien voor tien, dus ik zal nog één sigaret roken om daarna m’n spullen in te pakken. Vandaag wil ik, hoe dan ook, Oostenrijk halen. 

Eindelijk vertrokken van de afval stortplaats. Slip, alweer die klei.

Honger, niets meer te eten, kou en reismoe. De fut is eruit

 

xxxxx Later deze dag: Het zal nu zo’n drie uur zijn en ik sta op 65 kilometer afstand van Maribor, dus nog ongeveer 75 kilometer van de Oostenrijkse grens. Alweer is m’n fitheid ver te zoeken. Ik snap het niet, gister de hele dag in m’n tent gelegen, dan zou je toch uitgerust moeten zijn. Heb een Cola gedronken in een wegrestaurant en daar een brood en wat soep gekocht en zelfs ook nog wat groente. Ik liep de trappen op om daar te komen en het was net alsof het gebouw wiebelde. En dat lijkt me sterk, dus ik zal wel gewiebeld hebben. Ben na m’n inkopen eerst maar teruggelopen naar het restaurant en heb daar wat gegeten. Je kunt toch niet duizelig op de motor stappen. Misschien ben ik wel overspannen van het rijden en ben ik aan vakantie toe (hi, hi). De bergen zijn net weer begonnen. Het is beter dan die rechte vlakke snelweg, want daar val je zowat van in slaap. Ik kan namelijk niet harder rijden dan 125 kilometer per uur want boven die snelheid begint m’n achterwiel te stuiteren omdat er geen olie meer in m’n schokbrekers zit. Beroerd, want dat kan straks nog een lange verveelpartij worden op de Duitse Autobahn. Denk dat ik nu nog zo’n 2000 kilometer moet rijden voordat ik thuis ben en ik zie er tegenop als een bergbeklimmer tegen de Mount Everest. Gatver. Nog even rustig zitten en een sigaret verbranden, dan maar weer de weg op. 

xxxxx Later deze dag: De maaltijd in het wegrestaurant heeft toch geholpen, want naderhand ging het weer een stuk beter. Ik ben een hele tijd doorgekeuteld, tot half negen toe. Het heeft me gebracht tot dertig kilometer voor Wenen. Ik had er vandaag nog wel heen kunnen rijden, maar dan is de tijd krap en ik wil Wenen even fatsoenlijk aanschouwen. Per slot van rekening is het ook niet de eerste de beste stad, want Mozart heeft er gewoond, geloof ik, en vast nòg een hele serie belangrijke tweebeners. Als het echt heel mooi is, zal ik er zelfs even een paar plaatjes van schieten, want ik heb nog wat over. De weg die hier door Oostenrijk loopt, is een pracht van een autobaan en veel bergen zijn hier inderdaad niet. Mooie lange snelle bochten met weinig hoogteverschil. Een genot om in te rijden. Vast en zeker een dure geweest om aan te leggen. Het wordt nu donker en ik stop met schrijven. Nog even een happie eten en dan ga ik pitten. Als het nu morgenvroeg niet zo koud is, wil ik wat eerder weg, want tegen elf uur vind ik wat aan de late kant.

 

Dinsdag 27 april 1988

Heb me verslapen. Toen ik wakker werd, was het half negen. De zon schijnt nu en het is wat warmer want ik sta prima beschut tussen allerlei bosjes op een parkplatz langs de Autobahn. Vannacht heb ik wat slechter geslapen want ik werd weer wakker van de kou en heb toen m’n jas er maar bij aangetrokken. Ik zweer dat dit de laatste trip is met die slaapzak, buiten de zomer. Gisteravond wilde ik de groente die ik gister gekocht had, opeten. Viel me smerig tegen. Dacht dat het sperziebonen waren, maar na de eerste hap stond m’n bek in vuur en vlam. ‘Feferoni’ staat er op het label. Het zal wel peper of iets dergelijks zijn, maar ze lijken bedrieglijk veel op sperziebonen. Zal m’n soep en brood opeten. 

xxxxx Later deze dag: M’n hooggespannen verwachtingen van Wenen zijn niet bewaarheid. Ben waarschijnlijk niet op de juiste plaatsen geweest. Er zijn hier en daar wel wat mooie gebouwen met wat beelden erop of ervoor, maar daarvoor hoef je niet naar Wenen. Die vindt je ergens anders ook. Verder is het net als elke andere grote stad, compleet met veel auto’s en mensen. Ik rijd nu richting Linz en van daaruit wil ik naar Passau, dat aan de Duitse grens ligt en met een beetje mazzel ben ik morgen dan al weer thuis. Donderdag wil ik sowieso weer thuis zijn, want dan is het clubavond en die wil ik wel bijwonen.

 

Woensdag 28 april 1988

Het zit allemaal wat tegen. Gisteravond begon het al met de vreterij. Had spaghetti gekookt (het laatste dat ik nog had) en bij gebrek aan saus heb ik er een stuk of wat van die feferoni ingegooid om het op smaak te brengen. Het was gelijk niet meer te vreten. Weggegooid. Het brood dat ik nog heb van Joegoslavië is werkelijk niet te vreten, verschrikkelijk. Heb er bij wijze van test een keer of tien, zo hard als ik kon, met m’n vuist op gemept en er was nog geen deukje te zien. Als ik nog wat kopen wil in Duitsland, zal ik geld moeten wisselen. Als ik niks koop behalve benzine, haal ik met wat mazzel de Nederlandse grens met de Marken die ik nog heb uit Oostenrijk (100 Gulden – 30 Gulden aan Schilling = 70 Gulden aan D. Mark). Heb ook geen kaart gekocht van Duitsland, dus ik weet niet exact hoeveel kilometer Nederland nog is. Keulen is op dit moment nog zo’n 275 kilometer, dàt weet ik wel. Vannacht heb ik weer zeer slecht geslapen. Had koppijn en die ging maar niet weg. En bovendien sta ik op twintig meter van de Autobahn, dus de herrie van de trucks was ’s nachts hopeloos. Heb watjes uit m’n handschoen in m’n oren gestopt, maar ze vielen er telkens weer uit en de demping was ook niet om over naar huis te schrijven. Toen ik eindelijk wel sliep, werd ik even later weer wakker van de kou. Wat het allemaal is, weet ik niet, maar volgens mij gaat mijn weerstand achteruit. Misschien is het toch beter nog een honderd Gulden te wisselen voor een goeie maaltijd en wat fruit. 

 

Parkeerplaats langs de Duitse Autobahn

De laatste kilometers...

 

xxxxx Later deze dag: Het lukt vandaag nog om thuis te komen! Ik zag er al als een beest tegen op om nog een keer een nacht kou te lijden. Ik sta nu op een parkeerplaats net voorbij Keulen. Nog een kilometer of 70 tot de Nederlandse grens en daarna ben ik al weer bijna in Arnhem. Heb geen geld meer gewisseld, want ik voel me behoorlijk fit. Straks nog even een paar Snickers in m’n maag en dan haalt deze jongen Groningen wel. Halikidee!

 

Donderdag 29 april 1988 / Einde van de rit

Ik zit nu thuis, lekker ontspannen en relaxed. Ben blij dat het afgelopen is. Ik moet even een woord van dank uitspreken aan het adres van de Honda Goldwing want tijdens de vele, véle kilometers (ik schat zo’n 14 á 15.000) heb ik, op m’n kapotte contactslot en de lekke achterband na, niet aan de motor hoeven sleutelen, wat uniek is op zich. Temeer alle martelingen en mishandeling die de fiets de laatste anderhalve maand heeft ondergaan. Bij deze een verdiend klopje op de tank.

Toen ik vanmorgen op de weegschaal stond, was te zien dat het avontuur ook niet ongemerkt aan mij voorbij is gegaan. 

Ben acht kilo afgevallen. Wie zei daar dat het vakantie was?

 

 HOME