Hildo's Beaumont-Vitali... Truus!
Neerlands hoop in bange dagen!

 Zwartkruit Index

Truus! Het Nederlandse infanteriegeweer van 1871 tot 1895

De M71-88 Beaumont-Vitali

De Denen met voorladers in de verdediging bij Sonderborg in 1864.

Tweede Deense-Pruisische oorlog

In 1864 krijgen Denemarken en Pruisen (Duitsers) het voor een tweede keer met elkaar aan de stok over de hertogdommen Sleeswijk en Holstein. Het draait er op uit dat Bismarck, de minister-president van Pruisen, de Denen de oorlog verklaart. Denemarken had de eerste oorlog in 1851 gewonnen, maar de Denen schieten in 1864 nog met voorladers. De Pruissen met hun verbeterde Dreyse naaldvuurgeweer, een enkelschots grendelgeweer met papierpatronen. Maar waar dat wapen eerder problemen met gasafdichting bij de grendel had (waardoor het lastig was gerichte schoten af te geven doordat, met het geweer aan de schouder, de schutter een gedeelte van de gasdruk in het gezicht kreeg), is het Dreyse geweer nu geüpdatet en werkt het beter. Afgezien daarvan zijn de Pruissen dit keer ook beter georganiseerd. Een achterlader heeft een groot voordeel voor de soldaat als hij zijn geweer moet laden: het gaat stukken vlotter en hij kan in dekking blijven liggen. Tijdens deze oorlog blijkt al snel dat de Denen geen schijn van kans hebben, zowel door ondermaatse organisatorische kwaliteiten, de overmacht aan Pruisische kannonnen maar zeker ook het grendelgeweld van de Pruisische Dreyse geweren. Dat laatste feit, overal wordt in Europa nog met voorladers geschoten, maakt zeer veel indruk. In 1866 is er nog een oorlog tussen Pruisen en de Oostenrijkers die alweer in het voordeel van de Pruisen uitvalt. Het einde van het voorlaadtijdperk is nu met onmiddelijke ingang aangebroken.

Nederland wil ook een achterlaadgeweer!

Ook de Nederlandse regering heeft goed gezien wat er gebeurd is met de met voorladers bewapende Denen. Europa is destijds tamelijk onrustig en een goede bewapening wordt op dat moment als van levensbelang beschouwd. Ieder voor zich en God voor ons allen. Wie Nederland op dat moment precies vreest? Iedereen kan een potentiële vijand zijn, maar de Pruisen staan op dat moment in ieder geval met stip op nummer één. De Nederlandse Regering besluit al in 1865 definitief dat er een achterlaadgeweer moet komen, maar intussen lopen de Nederlandse troepen nog steeds met hun 17,5 mm voorlaad musketten in het rond. Weliswaar met getrokken lopen, maar evengoed... Haast is geboden, want de technologische ontwikkelingen gaan razendsnel en achterblijven mag niet gebeuren! De zwartkruit wapenrace is inmiddels in volle gang en er is al een poosje een commissie die voor de invoering van een nieuw en modern geweer voor Nederland moet zorgen.

Eerst omgebouwde voorladers

De angst voor het uitbreken van een oorlog en wantrouwen in de effectiviteit van de ouderwetsche voorladers is uitermate groot. Dermate groot dat zelfs als tussenmaatregel eerst een groot gedeelte van de M1815 en M1848 voorladers wordt omgebouwd naar achterladers volgens het 'Stelsel Snider' zodat Nederland in ieder geval íets heeft. In januari 1867 is de invoering van het Stelsel Snider (hedendaagse schutters zeggen meestal 'Snieder', maar Hildo vermoedt dat het best eens 'Snijder' geweest zou kunnen zijn) er vlot doorgedrukt. Er worden in 1867 eerste instantie 40.000 geweren van het kaliber 17,5 mm worden omgebouwd naar Sniders en in 1868 volgen er nog eens iets van 30.000. Uiteindelijk zijn er in 1868 72.000 geweren omgebouwd en de gehele Nederlandse infanterie is er vanaf dat moment mee uitgerust. Er zijn meer landen die hun voorladers snel naar achterladers hebben laten ombouwen... Denemarken hoort er ook bij.

Nederland wil ook een ´kleinkaliber´ achterlaadgeweer!

De ombouw van de grootkaliber voorladers naar 'stelsel Snider' achterladers was niets meer dan een tussenstap, alleen maar om eerst even snel een achterlader te hebben tot de invoering van een compleet nieuw geweer met een veel kleiner kaliber, want dat kleinere kalibers de toekomst hebben is ook dan al erg duidelijk. Al eerder, in 1864, waren er 800 17,6 mm voorladers omgebouwd naar 12,6 mm, het zogenaamde Boomgeweer. Maar het is bij een proefserie van 800 stuks gebleven. De voorlader is uit! De commissie van de Normaal Schietschool, die ook verantwoordelijk was voor de invoering van het Snider geweer, is uitermate goed op de hoogte van de ontwikkelingen en aan wat voor eisen het nieuwe Nederlandse infanteriegeweer uiteindelijk moet gaan voldoen. Dat is ´kleinkaliber´ met een diameter van maar 11 mm tot 11,4 mm, zoals de Franse Chassepot, en voorzien van het beste achterlaadsysteem dat er maar te krijgen is. Het naaldvuur systeem en papieren patronen van de Chassepot worden al snel als kwalitatief onvoldoende gezien. De commissie wil een metalen patroon met een boxer slaghoedje. Hoera voor het inzicht!

De keuze

De commissie is er nog niet over uit wat voor soort achterlaadsysteem het precies moet worden. Daarom worden van februari 1867 tot januari 1868 verschillende geweren aangekocht en beproefd. Het gaat om, bij Hildo gedeeltelijk bekende, namen als Peabody, Remington, Martini-Peabody, Werndl, Monseur, Desprez, Cooper, Comblain, Jenks, Benson-Poppenburg. De stelsels Werndl en Peabody vindt de commissie uiteindelijk geschikt, ondanks dat er wat veranderingen aan doorgevoerd zouden moeten worden. Er worden vijftig stuks van elk besteld, waaraan de veranderingen doorgevoerd zijn, voor beproeving door gewone soldaten. Dát zijn uiteindelijk de mensen die er goed mee om moeten kunnen gaan. Op dat moment ligt de keus in principe vast. Maar intussen worden nóg een paar geweren aangeboden, onder andere een Remington/Bout. In februari 1869 beginnen uiteindelijk de proefnemingen. In maart 1869 komt er nóg eentje aankakken met een geweer, en dat is Edouard de Beaumont met zijn 'De Beaumont' geweer, in feite een omgebouwde Franse Chassepot voor patronen met messing hulzen. Van dit wapen is de commissie dermate onder de indruk, dat ook dit geweer nog toegelaten wordt om beproefd te worden. Edouard levert er tien stuks. De tests worden uitgevoerd door één marine -en vier infanteriekorpsen en uiteindelijk is iedereen het er over eens dat het stelsel ´De Beaumont´ het beste, betrouwbaarste en sterkste is. Ook het eenvoudigst om uitelkaar te halen, schoon te maken en weer inelkaar te zetten. Een uitspraak in een rapport van de legereenheid die het Beaumont geweer testte ´Het gemak en snelheid van laden is boven allen lof verheven. Hierbij doet intelligentie niets af, hetgeen voor ons leger, uit jonge soldaten bestaande, een groot voordeel is´, lijkt er op te wijzen dat het Nederlandse leger destijds uit domoren heeft bestaan. De slimmeriken hadden waarschijnlijk voldoende geld om een vervanger voor het vervullen van de dienstplicht in te huren, dat kon toen. In ieder geval is het stelsel ´De Beaumont' aangenomen in januari 1870.

Een bijzonder interessant document van het legermuseum.nl (linkt werk niet meer en is verwijderd - Hildo) over deze geschiedenis kunt u lezen door op de link te klikken.

Het hypermoderne stelsel 'De Beaumont'

In 1870 is dit absoluut een hypermodern wapen dat aan alle eisen van die tijd voldoet: enkelschots met een grendel, 11mm kleinkaliber en moderne messing hulzen met ingebouwd slaghoedje. Dezelfde combinatie is ook terug te vinden in zowel de Mle 1874 Gras van de Fransen als in de M1871 Mauser van de Duitsers, maar deze geweren hebben het levenslicht nog net niet aanschouwd op het moment dat het Beaumont geweer wordt ingevoerd.

Edouard de Beaumont

Edouard de Beaumont was een Nederlander die in Maastricht een wapenhandel runde. Hij werd tot voor kort gezien als de 'uitvinder' van dit geweer, maar was feitelijk, volgens Hildo, niets meer dan een handige harry, voorzien van een fikse kopieerdrift, een neus voor zaken doen en een vlotte babbel. Zijn de Beaumont geweer is dus uiteindelijk verkozen tot het nieuwe geweer van de Nederlandse infanterie. Hildo vindt hem een ondernemer en het verder niet de moeite waard om specifiek op deze man in te gaan. Wat Hildo overigens wél verbaast, is dat de Nederlandse regering een handelaar met een winkel in Limburg de opdracht verstrekte om het gehele Nederlandse leger van nieuwe geweren te voorzien.

De techniek

In feite is het Beaumont geweer zeer sterk gebaseerd op de Franse Mle 1866 Chassepot. 'Goed gejat is beter dan slecht bedacht', moet Edouard gedacht hebben, want het wapen lijkt een Chassepot-kopie die her en der wat aanpassingen ondergaan heeft. Ene J.J. Cloes, een  wapenfabrikant uit Luik, schijnt verantwoordelijk te zijn voor de aangepaste techniek van het Chassepot grendelmechanisme. Immers het wapen is, in tegenstelling tot de Chassepot, geschikt gemaakt voor gebruik van een moderne centraalvuurpatroon met messing huls. De papierpatroon zoals gebruikt in de Chassepot werd door de Nederlandse commissie die over de invoering van het nieuwe infanteriegeweer ging gezien als achterhaald, een goed inzicht destijds. De hoofdveer zit in de grendel, een systeem dat mogelijk gekopiëerd is van de Mauser Norris, een Duits geweer dat omstreeks diezelfde tijd, in 1867, getest is. In tegenstelling tot de Chassepot wordt de Beaumont gespannen tijdens het openen van de grendel, net zoals bij een modern grendelgeweer. Bij de Chassepot dient dit nog handmatig, na het openen van de grendel, te gebeuren.

De productie

Het Beaumont geweer zou aanvankelijk geproduceerd gaan worden in Frankrijk. Helaas breekt daar in 1870 net de Frans-Pruisische oorlog uit waardoor de Fransen het even te druk hebben met het bouwen van Chassepot geweren. Een paar duizend lopen die al klaar lagen voor de Nederlandse Beaumont, zijn daardoor uiteindelijk op de Franse Chassepots beland. Edouard moet in ieder geval omzien naar een andere producent, want hij kan ze niet zelf maken. Hij is immers handelaar en geen producent. In 1869 zijn er een twintigtal Beaumont geweren in België gemaakt voor de tests door het Nederlandse leger. Uiteindelijk is het Beaumont geweer door meerdere fabrieken geproduceerd, waaronder de Werkplaats Voor Draagbare Wapenen in Delft, Stevens in Maastricht en fabrieken in Suhl (Thüringen) in (destijds) Pruissen. Dat laat tevens zien dat Edouard de Beaumont geen politieke voorkeur had, voor Pruissen of Frankrijk, die sterker was dan zijn drive om geld te verdienen. De Wapenfabriek P. (Petrus) Stevens in Maastricht is de fabriek die in 1874 Truus heeft gebouwd. Dit is duidelijk te zien aan de stempels op de kast. De latere modificatie van de wapens, in 1888 naar meerschots geweer, heeft Edouard de Beaumont wél in eigen beheer kunnen doen. Daartoe heeft hij de geweerfabriek van Stevens in Maastricht aangeschaft. Na de Vitali-conversie heeft Edouard de Beaumont nooit meer iets gedaan wat vermeldenswaardig is voor de geschiedenisboekjes, behalve doodgaan in 1895.

De productieaantallen

138.000 stuks vanaf de eerste prototypes in 1869 tot en met de laatste geproduceerde geweren in 1880.

De inzet

Die valt tegen hoor. In de jaren dat het Beaumont geweer 'het geweer van de Nederlandse strijdkrachten' was, heeft Nederland niet veel gevochten, afgezien van de Atjeh-oorlogen. Geen mooie herinneringen voor Nederland, maar u moet het zien in een andere tijdsgeest. Truus zelf lijkt niet ingezet in wat voor oorlog dan ook, het geweer is nog steeds erg netjes en het hout verkeert in nog vrijwel ongeschonden staat.

Kaliber

Het exacte kaliber is een beetje onduidelijk, want er is verschillende keren wat mee gerommeld destijds. Was het de 11,4 x 51R? In 1879 is men een andere patroon is gaan gebruiken, de 'scherpe patroon no. 2', die ballistisch gezien beter presteerde. Dat zou dan mogelijk de 11,4x52R moeten zijn, geladen met 5 gram (77 grain) kruit, waar de oude het met 4,5 gram (69,5 grain) kruit deed. Een aanpassing aan de kamer, loop of grendel om de 'scherpe patroon no. 2' te kunnen verschieten is overigens nooit gedaan, elk Beaumont geweer is er geschikt voor. Hoe dan ook, als u wilt schieten met een Beaumont zit u wel vast aan dure hulzen, want Beaumont hulzen worden alleen in de Beaumont gebruikt. Zelf maken uit andere hulzen kan ook, onder meer uit de Amerikaanse 50-90 en vast nog wel andere, maar dat doet Hildo niet. Het is wat hem betreft een te grote investering in conversie-dies, want veel schieten zal hij met Truus niet gaan doen. Da's zonde, maar af en toe een keertje.... dat moet kunnen.

De meerschotsconversie

Ten tijde van introductie was de Beaumont een enkelschots geweer, niets mis mee. Hartstikke modern, maar de ontwikkelingen stonden op dat moment niet stil. Al in 1878 werd in Frankrijk, weliswaar alleen bij de marine, een Gras-Kropatcheck geweer ingevoerd, met het bekende buismagazijn. Rond die tijd werd een meerschotswapen steeds interessanter en uiteindelijk ook als noodzakelijk gezien. De Duitsers namen hun M71 Mauser onder handen en schroefden er een buismagazijn onder, de M71/84 Mauser. Nederland wist dat het (zwartkruit) geweer-tijdperk op zijn eind liep, want in 1886 was de Franse M1886 Lebel al uitgekomen en dat was het eerste militaire nitrokruit-geweer ter wereld. Nederland besloot ter overbrugging de bestaande wapens te converteren... dat was goedkoper dan een nieuw wapen dat binnen een paar jaar waarschijnlijk achterhaald zou zijn. De ontwikkelingen stonden niet stil! Na flink wat probeersels en testen met allerlei systemen, Nederland ging niet over één nacht ijs, is er voor gekozen de Beaumont te voorzien van een van boven te vullen niet verwijderbaar magazijn volgens een systeem dat is bedacht door de Italiaan Vitali. Dat geconverteerde geweer zag vanaf 1888 het levenslicht als de M71/88 Beaumont. Weliswaar konden er in de Beaumont Vitali minder patronen dan bij een geweer met een buismagazijn (vier stuks in het magazijn), maar met clips was de Beaumont Vitali veel sneller te laden. Bovendien kende dit systeem een vrijwel niet veranderend zwaartepunt naarmate er meer patronen werden verschoten. Het is het systeem van de toekomst gebleken en is uiteindelijk zelfs het standaardsysteem geworden voor heel veel grendelgeweren, voor de infanterie zelfs tot ruim na de Tweede Wereldoorlog en het wordt zelfs voor huidige grendelgeweren nog steeds gebruikt. Scheuren in het hout, onder bij het magazijn, is iets waar veel Beaumont-Vitali's last van hebben, maar Truus heeft het niet.

Nog best wat aanwezig

Het Beaumont geweer is een geweer dat u nog geregeld tegen kunt komen op Nederlandse schietbanen. Het 'oh, het is maar een Beaumont' is iets wat u sneller zult horen dan 'oh, het is maar een Sharps', om het even in perspectief te zetten. De gemiddelde zwartkruit georiënteerde medeschutter zal anno 2016 zeker niet zwaar onder de indruk zijn van uw Beaumont geweer. Hildo maakt het niet uit. Truus is een geweldig voorbeeld van de allerlaatste wapentechnische ontwikkelingen vlak voordat het nitrokruit-tijdperk aanbrak. Verder is het een mooi slank geweer, mooier dan de M71 Mauser en super Nederlands is zij ook nog, wat wil een rechtgeaarde Nederlander nog meer?

 

Grendel

In tegenstelling tot de grendel van de Chassepot wordt Truus automatisch gespannen als de grendel geopend wordt. Het geweer grendelt al echt als een modern wapen. De patroontrekker houdt de huls goed vast en werpt het daarna mooi het wapen uit. Alles functioneert nog perfect. De grendelknop is overgedimensioneerd omdat daarbinnenin de hoofveer terug te vinden is. Voordelen ziet Hildo niet voor deze afwijkende constructie, maar een nadeel is er wel: het is niet mogelijk de grendel om te buigen, zoals gebruikelijk voor de cavalerie die de geweren op de rug moet kunnen dragen. Voor de cavalerie heeft Nederland daarom destijds voor voor het Remington Rolling Block systeem gekozen.

 

De M71/79 conversie - de lange afstand

In de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 hebben de Fransen de oorlog duidelijk 'met de Franse slag' gevoerd. Slechts op één punt zijn de Fransen duidelijk heer en meester geweest en dat is op de lange afstand met hun superieure geweer. De Franse Chassepot heeft dat meermalen laten zien door vanaf zeer grote afstand op de Duitse infanteristen te schieten, op afstanden dermate groot dat de Duitsers niet eens terug hebben kunnen schieten omdat hun Dreyse naaldvuurgeweer niet bij machte was dat soort afstanden te overbruggen. Ook een lange vlakke kogelbaan is van belang, die wordt bereikt door een hoge kogelsnelheid. De kogel te licht maken zou betekenen dat het op de lange afstand onvoldoende penetrerend vermogen zou hebben. Dus meer kruit erachter, maar ook dat is aan beperkingen onderhevig om niet teveel terugslag te krijgen.

Het boogklepvizier van de Beaumont M71/79

Waar de meeste militaire geweren uit deze tijd zijn voorzien van een laddervizier, is de Beaumont voorzien van een zogenaamd 'boogklepvizier'. Ten tijde van invoering, dus van de Beaumont M71, zat er een ander vizier op, van hetzelfde principe maar kleiner/korter. En het vizier ging van 300 pas tot maximaal 1100 pas, waarbij een pas 0,75 meter was. Het eerste vizier was daarmee geschikt voor afstanden van 225 meter (300 pas) tot 825 meter (1100 pas).

Het vizier wat er nu op zit is er in 1879 opgezet, een aanpassing voor serieuze long range eigenschappen. Ene kapitein P.J. in de Betou ontwikkelt het vizier wat een 'In de Betou' vizier wordt genoemd. Het is in feite niets meer dan een vergote uitvoering van het oude boogklep vizier, maar het is geschikt voor langere afstanden. De ene kant laat de instelling zien van 200 t/m 1800 meter, aan de andere kant is het gegraveerd met 1.5, 2.5, 3.5, 4.5, 5.5 en 6.5 wat 150 meter t/m 650 meter voorstelt. In ieder geval was de vervanging van het vizier de ene helft van de aanpassing om van een M71 een M71/79 Beaumont te maken.

De andere aanpassing betrof de munitie.

Scherpe patroon No. 2

De Nederlandse minister van Oorlog (zo werd de minister van Defensie toen genoemd) ziet zowel die langere afstand alsook betere ballistische eigenschappen wel zitten. Om dat te bewerkstelligen, ontwikkelt ene kapitein Harsveldt de Harsveldt kogel die een gunstigere luchtweerstandscoëfficiënt heeft. Tevens wordt de kruitlading verhoogd van 4,25 gram naar 5,0 gram voor meer pit. In 1871 was het geweer ontwikkeld voor de 'scherpe patroon no. 8' en deze nieuwe patroon met Harsveldt kogel wordt de 'scherpe patroon no. 2' genoemd. Lijkt onlogisch maar ze zullen hun redenen hebben gehad. Er is ook naderhand nog voortdurend met de patronen geëxperimenteerd, er zijn allerlei verschillende 'scherpe patronen' geweest. Kalibertechnisch (is het nu 11x50R, 11x51R of 11x52R?) vindt Hildo het Beaumont geweer een rommeltje. Maar hij komt er wel uit hoor!

 

Op deze min of meer toepasselijke foto ziet u Ritmeester Hildo achter z'n bureau. Zie die drie sterren!

Gedachten van een officier in 1870 over het Nederlandse leger

Een ellenlang verhaal over de twijfels die een verder naamloos gebleven officier van het Nederlandse Leger heeft opgepend. Hildo heeft het wat ingekort, want langdradig was men destijds wel, maar het laat nog steeds duidelijk de essentie van 's mans gedachten zien over het nut van remplaçanten. 

Doordat men nu remplaceering toestaat, kan de rijke, de gegoede onder de armen en broodeloozen wel altijd voor een zekere som gelds een plaatsvervanger vinden. Bij de militiewet van 1861 had men dus even goed kunnen bepalen, dat alleen het onaanzienlijkste, armste, dus ook het domste, onbeschaafdste en minst ontwikkelde gedeelte der natie (de heffe des volks) in tijden van gevaar het land met opoffering van haar bloed zou trachten te verdedigen.

Het eindresultaat is, dat men halve dieren eenigzins in menschen, maar volstrekt niet (met onmogelijk veel theorie en practijk) in bruikbare soldaten hervormd heeft.

Dan ziet men hier een wankelend bataillon in linie avanceeren, en daar eene kompagnie ellendig den voorposten- en tirailleursdienst uitvoeren. Nu, zoo mooi behoeft het niet te gaan, zegt men, wij zijn geen Pruissen. Neen, geen Pruissen, maar juist hun drilvelden, paradepas, regelmaat en orde zijn waarborgen, dat onder een vijandelijk vuur niet dadelijk alles in wanorde zal zijn. Bij ons, gedurende de oefening, avanceert wankelend een batallion in linie, maar hoe zal diezelfde linie wankelen onder een regen van kogels!

 

Dienstplicht in de 19e eeuw

Overgrootvader Frerik ging dus op 8 december 1868 in dienst en op 7 mei 1873 zwaaide hij af, vier jaar en vijf maanden later dus. De officiële diensttijd bedroeg volgens Hildo vijf jaar, beetje onduidelijk dus. De lange periode was in de praktijk minder ernstig dan u zou denken, want slechts 10 tot 15 maanden moest er daadwerkelijk gediend worden. De overige vier jaar was een tijd waarin men beschikbaar moest zijn en soms opgeroepen werd om te oefenen om zodoende het aangeleerde paraat te houden. Tevens werd de dienstplichtige tijdens deze periode in het dagelijks leven beperkt, hij mocht niet emigreren, niet zo maar ergens heen reizen zonder document, maar ook niet trouwen. Als hij jonger was dan 40 jaar diende hij een speciaal 'Nationale Militie' document te overleggen om te kunnen bewijzen dat hij aan de verplichtingen van de dienstplicht had voldaan. Vandaar het bestaan van dit 'Nationale Militie'-document van de 26-jarige Frerik, dat werd uitgegeven in 1876. In feite was het zijn vrijbrief tot verkrijging van een echtgenote.

Na Napoleon

Napoleon werd in 1815 in Waterloo verslagen en dat betekende, onder andere, het eind van zijn heerschappij over Nederland. Het Koninkrijk Nederland werd opgericht en aan het roer stond Koning Willem I. De dienstplicht was al voor die tijd ingevoerd, door Napoleon in 1810. Daarvoor waren het huurlingen die voor Nederland vochten. Na de giantisch fout gelopen veldtocht van Napoleon tegen Rusland, waar uiteraard ook Nederlandse diensplichtigen bij betrokken waren, braken er in Nederland rellen uit tegen de dienstplicht tijdens de jaarlijkse dienstplichtloterijen. Er zijn zelfs doden bij deze anti-dienstplicht rellen gevallen, maar toch bleef de dienstplicht bestaan.

Dr. Eddie

Maar hoe zat dat nu eigenlijk verder met de militaire dienstplicht, die destijds 'conscriptie' werd genoemd, in die 19e eeuw? Daarover heeft ene Dr. Eddie van Roon 'De beleving van de dienstplicht in de 19e eeuw' geschreven. Een samenvatting daarvan en daarnaast flink wat leeswerk her en der heeft Hildo het één en ander verduidelijkt.

 

In 1870 de mobilisatie

Tijdens de Frans-Pruisische oorlog werd het Nederlandse leger gemobiliseerd, onder het motto 'Want je weet maar nooit of de vlam in de pan slaat'. Onder de gemobiliseerden bevond zich ook Frerik, Hildo's overgrootvader. Maar een behoorlijk aantal van de dienstplichtigen (miliciens) meldden zich ziek en de meesten leden aan 'haperende vaderlandse gevoelens'.

Enne... valt het ook ú op dat het metrische stelsel al ten tijde van Napoleon werd ingevoerd, maar dat er in de 'Oproeping' hierboven, uit het jaar 1870, nog steeds gebruik wordt gemaakt van mijlen om een afstand aan te geven?

In 1980 de 'Strijd tegen de Russen'

Die haperende vaderlandse gevoelens waren 110 jaar later niet anders, in Hildo's tijd in 1980, toen meer dan een paar dienstplichtigen Hildo toevertrouwden dat ze nooit zouden vechten, mochten de Russen komen. Iets waar Hildo zich aan ergerde. Na het behalen van het rijbewijs reed Hildo rond met een 'Beter een raket in de tuin dan een Rus in de keuken'-bumpersticker. Aan dat diepgeworteld wantrouwen jegens Russische politici is na al die jaren nog helemaal niets veranderd.

                  ________________________________________

Truus, een geweer speciaal voor Nederland

Dit is Truus. Zij was een enkelschots M71 Beaumont, is omgebouwd rond 1988 naar meerschots wapen, en werd daarmee een M71/88 Beaumont-Vitali. Waarom wilde Hildo een geweer als Truus hebben? Zij is de laatste in de rij grendelgeweren die, alle tezamen, de volledige ontwikkeling weergeven van de historie van het grendelgeweer. Juliette de Mle1866 Chassepot, enkelschots naaldvuur. Bernadette de Mle 1866-74 Chassepot-Gras, omgebouwd van naaldvuur naar centraalvuur. Dan komt Claudette de Mle 1874 Gras, enkelschots. Daarna Antonia de M1886 Kropatschek, meerschots met buismagazijn. Als hekkensluiter is er dan Truus de M71-88 Beaumont-Vitali, meerschots met een modern, van boven te vullen, magazijn. En Voilà, hier heeft u de volledige grendelhistorie, want meer smaken zijn er niet.

Truus

Op dit moment is Truus Hildo's Beaumont-Vitali in 11x52R, 'het geweer kleinkaliber volgens het stelsel De Beaumont'. Als Hildo dood is, gaat zij natuurlijk weer over in andere handen. Zo gaat dat met antieke geweren en Truus is er vast geen uitzondering op, ze heeft gegarandeerd al heel wat eigenaren overleefd want zij werd gebouwd in 1874. Desalniettemin, voor haar leeftijd van 142 jaar ziet zij er nog zeer strak en appetijtelijk uit. Zij is nummergelijk en voorzien van het serienummer 790, inclusief de pompstok (officieel 'ontlaadstok' om vastzittende hulzen te kunnen verwijderen). Alleen het serienummer 1975 op de linkerkant van de loop en op de kolfplaat kan Hildo niet thuisbrengen, misschien toch uit twee geweren samengesteld? Het houtwerk is nagenoeg perfect, onbeschadigd en mooi tijger-gevlamd, het is alleen niet goed te zien op de meeste foto's. Truus is een voormalig militair M71 Beaumont geweer, een wapen dat in 1871 werd ingevoerd in het Nederlandse leger. Later, het zal 1890 geweest zijn, te oordelen naar de dubbele stempeling van 1975 en 1890 op de kolfplaat, heeft zij een conversie ondergaan naar meerschots wapen en werd daarmee een M71/88 Beaumont-Vitali. In landen buiten Nederland is het 'De Beaumont' geweer nooit ingevoerd. Het is onder andere getest door de Fransen en de Duitsers, maar het geweer was niet goed genoeg, te duur of men is onder druk van nationalistische gevoelens tot een andere keuze gekomen, Hildo weet het niet. Ze hebben uiteindelijk toch voor hun eigen ontwerp, Gras en Mauser, gekozen. Het is en blijft daarom een product dat alleen in het Nederlandse leger is gebruikt. Het geweer kon het, volgens Nederland, uitstekend opnemen tegen zowel de Franse M1874 Gras als de Duitse M1871 Mauser. Truus is overigens, getuige de stempeling, door de Wapenfabriek Petrus Stevens te Maastricht gefabriceerd. Die firma heeft voor de fabricage van de overgrote meerderheid van de Beaumonts borg gestaan. Er zijn er ook geweren in Suhl, Duitsland gemaakt, maar die wilde Hildo niet. Truus is dus zowel door Nederland gebruikt als geproduceerd, dus... dubbel leuk!

 

Kolfplaat

De staat van de kolfplaat is geen duidelijke graadmeter voor de algehele toestand van Truus. Het is overigens meer oud vet dan roest wat u ziet. Evengoed gaat Hildo niet schuren, polijsten of anderszins bezig met de kolfplaat. Het bovenste nummer, 1890, is wellicht het jaar van de Vitali-conversie, die officieel in 1888 plaatsvond. Het nummer 1975 is tevens terug te vinden op de linkerzijde van de loop. De rest van het geweer is voorzien van stempels met het nummer 790, zowel op de kast als op de grendelonderdelen.

 

Vitali-ombouw

Als laatste update aan het Beaumont geweer, om de fire-power te verbeteren, werd er in een magazijn voorzien. Buismagazijnen waren er al, maar het Mannlichrer geweer kwam in 1886 met een magazijn welke door patroonclips van bovenaf razendsnel kon worden gevuld. Als het magazijn leeggeschoten was, viel de (te hergebruiken) clip onder uit het magazijn. De Beaumont was voor ombouw naar dit systeem niet geschikt, maar het Vitali magazijnsysteem zou prima gaan en ook dát was met een patroonclip met vier patronen razendsnel te vullen. Bovendien kon het Vitali magazijn met de hand stuk voor stuk bijgevuld worden. Hildo las ergens dat dat met het Mannlicher systeem niet mogelijk zou zijn en da's niet handig als er nog maar ééntje in zit. In mei 1888 werd geschreven dat een Vitali-ombouw ongeveer 6 gulden per geweer zou kosten, 40 patroonhouders per geweer zouden nogmaals 2 gulden kosten en een patroontas werd geschat op 1,25 gulden zodat de totale Vitali ombouw ongeveer 9,25 gulden per geweer zou kosten. Edouard de Beaumont heeft destijds de fabriek van P. Stevens in Maastricht gekocht en hem werd uiteindelijk de conversie gegund voor een bedrag van 8,10 gulden per geweer. De arbeiders die ook al verantwoordelijk waren geweest voor de productie van de meerderheid van de Beaumont geweren zijn tevens verantwoordelijk voor de Vitali-conversie.

 

De vlakkere kogelbaan

Bovenstaande afbeelding en ook best veel informatie is te vinden op 'Het Militair Magazijn', het is zeker een bezoek waard. Hildo vindt dit een uitermate interessante vergelijking tussen het 11 mm zwartkruit M71 Beaumont geweer en de opvolger, het 6,5 mm nitro M95 Mannlicher geweer. De bovenste grafiek laat duidelijk de vlakkere kogelbaan van het Mannlicher geweer zien op een afstand van 600 meter. De M95 nitro geweer kogel bereikt een maximale hoogte van 1,90 meter tegenover de 4,90 meter die de zwartkruit M71 kogel op die afstand valt. Een groot voordeel voor het 6,5 mm kaliber geweer.

Penetratieproef duimdikke droge grenenhouten planken

Hoe diep komt de kogel nu? Interessante vraag en ook hier verliest de Beaumont het duidelijk, maar penetratie is niet alleen waar het om gaat. Vanaf 10 meter is de peneratie van de 6,5 mm kogel groot. Hij dringt diep in het materiaal door, maar als er een persoon zou staan zou die al snel doorboord kunnen worden, met soms zeer weinig letsel. Dat effect is ook duidelijk te zien op de schietbaan waar er door high power nitrogeweren gewoon een gaatje in een houtblok wordt geschoten, zelfs zonder dat het houtblok omvalt. Dat is anders bij de relatief langzaam vliegende, maar erg zware loden kogel van groot kaliber, zonder mantel, die gemakkelijk vervormt tijdens de inslag en daardoor meer energie afgeeft. Dergelijke kogels gooien houtblokken op de schietbaan achteruit en/of versplinteren/splijten ze soms. Ouderwetse zware loden zwartkruitkogels zijn geen goed nieuws voor menselijk weefsel, bloedvaten en botten in oorlogstijd.

Conventie van Genève & dumdumkogels

Tijdens de conventie van Genève in 1899, die overigens gehouden werd in Den Haag, is onder andere afgesproken vervormende kogels te verbieden voor gebruik in oorlogstijd. Hieronder vallen gewone zwartkruit loden kogels zonder mantel, deelmantels of dumdum kogels waarbij slechts een klein stukje van de punt van de geweerkogel is afgehaald om het lood bloot te leggen, maar ook de net door de Engelsen ontworpen hollow point kogels en verder alle kogels die zijn geconstrueerd zijn om open te vouwen of in stukken uiteen vallen om zodoende meer schade te berokkenen. Op een toen gehouden Duits chirurgen congres wordt de dumdum kogel als inhumaan bestempeld. Na een demonstratie op 25 meter en 50 meter afstand  op 'preparaten', waarbij gebruik werd gemaakt van een 8 mm Mauser kogel waar 5 mm van de spits werd afgeslepen om het effect van de niet voorhanden zijnde dumdum kogels te simuleren, concludeerde men:

'De wonden zijn nauwelijks als door geweerkogels veroorzaakt te beschouwen, zij gelijken op die van groot geschut. Huid, weeke deelen en beenderen zijn verscheurd en gesplinterd, heele stukken zijn weggeslagen, zoodat de ledematen dikwijls slechts door reepjes huid en enkele pezen in samenhang blijven'.

Bij de conventie van Genève gaat het om oorlogshandelingen. Hollow points mogen daarom wél voor de jacht gebruikt worden en vanwege het hogere stopvermogen gebruikt de politie ze wel in pistolen en ook sportschutters mogen er mee schieten.

De Beaumont maakt gebruik van een gewone kogel, maar over de stopping power van de 350 grain 11 mm Beaumont kogel tijdens de verschillende discutabele Atjeh oorlogen zijn de Nederlandse militairen best te spreken. Over de effectiviteit van het 6,5 mm M95 Mannlicher geweer is men echter nooit tevreden geweest. Opboren richting 8 mm was een verbetering waar uiteindelijk toe besloten werd, maar door de veranderende politieke situatie en uit oogpunt van kostenbesparing is dat uiteindelijk nooit gebeurd in de 45 jaar die het geweer heeft dienst gedaan. Mazzel voor de Duitsers, want de M95 bleef in gebruik tot en met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.

Bronnen o.a. ntvg.nl, legermuseum.nl en 'Het Militair Magazijn'

 

Rapine Bullet Mold 446-355 kogel (11.34 mm)

Het Rapine gietblok voor deze kogel kreeg Hildo bij de Drie Gezusters, de drie Franse Chassepot/Gras geweren en van deze kogel heeft hij er een aantal gegoten. De loop van de Franse geweren zou in principe gelijk of vrijwel gelijk moeten zijn aan de Beaumont loop: 11 mm en in de prakrijk betekent dat meestal iets van 11,30 tot 11,40 mm in de trekken en daarom gaat het met deze Rapine kogel vast wel lukken.

 

11x52R Beaumont hulzen

Dit zijn Beaumont hulzen van Horneber. Er zijn niet veel hulsfabrikanten die dit soort antieke kalibers nog maken en echt goedkoop is het ook niet. Maar het lijkt goed, ze werken vast prima en erg veel schieten ligt niet in de planning. De hulzen passen mooi in het geweer, de grendel is prima te sluiten en ook past de Rapine kogel precies in de huls. Na de eerste maal schieten nemen de hulzen de maat van de kamer aan en dan zullen ze nog wel iets uitzetten. Eventueel kan er dan een nog iets grotere kogel gebruikt worden, eentje van 45-70, sizen van 457 (11,61 mm) naar 452 (11,48 mm) wellicht. Na de eerste keer zal de noodzaak tot krimpen duidelijker worden. Amerikanen hebben in ieder geval de neiging ongesizede 45-70 kogels te verschieten in 11 mm geweren. Een Beaumont die-set heeft Hildo niet. Die is erg duur, maar zolang u maar één geweer heeft en uw munitie niet uitleent aan een ander, hoeft u nooit te full length sizen. Zo is er prima te herladen zonder die-set. Om te krimpen kan Hildo misschien de .443" CH4D die-set van de Drie Gezusters gebruiken, mocht krimpen überhaupt nodig zijn.

 

Hildo's overgrootvader: in dienst van 1868-1873

Dit is een foto van Hildo's overgrootvader, de vader van Hildo's oma van zijn pa's kant. Van beroep een simpele dagloner, net zoals Hildo zonder fatsoenlijk beroep en gedurende zijn verdere leven is het ook nooit wat geworden. Hij schijnt overigens wel bijzonder aardig geweest te zijn... 'Hebben we nog méér overeenkomsten?', lacht Hildo. De afbeelding zal van omstreeks 1890-1900 zijn, enne... ziet u het modieuze periode correcte baardje? Na de aanschaf van en het onderzoek naar Truus, het Beaumont geweer, komt Hildo erachter dat overgrootvader Frerik op twintigjarige leeftijd is ingelijfd bij het Nederlandse leger, waarin hij vervolgens ruim vier jaar gediend heeft, van 8 december 1868 t/m 7 mei 1873. Destijds was de dienstplichtige alleen het eerste jaar echt onder de wapenen. De rest van de tijd was hij als reservist oproepbaar en werd hij af en toe opgeroepen om het aangeleerde te oefenen. Een fantastische periode, vuurwapentechnisch gezien, omdat Frerik weliswaar waarschijnlijk net niet meer met de voorlader geschoten zal hebben, maar wel in dienst is gekomen ten tijde van het nieuwe Snider geweer, wat de naar achterlader geconverteerde voorlader is. Ook de invoering van het volledig nieuwe, hypermoderne Beaumont geweer in 1871 zal hij persoonlijk meegemaakt hebben. Zo komt het Snider- en Beaumont infanteriegeweer gevoelsmatig toch een stukje dichterbij! Enne... krijgt u nu ook het gevoel dat Hildo nu naar een Nederlandse Snider op zoek zou moeten gaan?

 

Huzaar Hildo, in dienst van 1979-1980

Het verhaal kan niet compleet zijn zonder een afbeelding van Freriks achterkleinkind Hildo die op slechts 17-jarige leeftijd, ruim 110 jaar later, ook als dienstplichtige ingelijfd werd bij het Nederlandse leger en het erg leuk vond, maar er na twee weken alweer zat van was. Te laat! Bij Hildo gingen de nekharen omhoog bij allerhande onzincommando's. Een slechte eigenschap als u het ver wilt schoppen als militair, want in het leger moet u luisteren als een hondje. Logisch, want discipline is noodzakelijk en zonder discipline werkt het militaire apparaat niet, maar Hildo zag dat toen anders. Hij heeft vervolgens 14 maanden gediend. Vier maanden opleiding op de Elias Beekman kazerne te Ede, waar hij 42 keer tegen een Rapport CC opliep en zowaar Rapport-Kampioen van de kazerne werd. De laatste tien maanden was hij paraat bij de cavalerie als radiotelefonist/telexist bij de verbindingsdienst van het 103 staf staf verzorging bataljon in Seedorf, Duitsland, waar het luisteren hem niet veel beter af ging. Ongetwijfeld gedeeltelijk een leeftijdsgebonden probleem, maar een mening hebben en ervoor durven uitkomen, te pas en soms ook te onpas, zit in een karakter. De bovenstaande foto is gemaakt op de hei bij Ede en dateert van september 1979. Dat was zo'n beetje op het hoogtepunt van de Koude Oorlog, spannende tijden in de historie van niet alleen Nederland maar de hele mensheid. De atoombommen zijn nooit gevallen en de Russen zijn nooit gekomen. 'Mazzel voor die Russen', grapt Hildo.

 

Een lotingstrommel

Lotelingen

Lotelingen, zo werden de deelnemers genoemd die meededen aan het jaarlijkse fenomeen van de dienstplichtloterij. Door gemeenten werd een jaarlijkse loterij gehouden waar mannen van 20 jaar die opgeroepen waren voor de militaire dienst aan mee moesten doen. Ongeveer één op de vier mannen werd uiteindelijk opgeroepen en die werden aldus 'lotelingen'. De deelnemers moesten een nummer trekken uit de lotingstrommel, een soort lottoballenmachine. Degenen met de laagste nummers moesten in dienst. Overgrootvader Frerik trok nummer 8 en was daarmee het haasje. Anderen met hoge nummers, waarschijnlijk getallen boven de 100, werden uitgeloot en gingen vrijuit. Dat de loterij een spannende gebeurtenis was, is duidelijk: veel jonge mannen bij elkaar, het groeide uit tot een jaarlijks evenement waar emoties, sterke drank, vechtpartijen en natuurlijk vrouwen een rol speelden. Nog steeds erg herkenbaar!

Zittingen van de militieraad

De militieraad regelde de lotingen en verleende ook vrijstelling. Net zoals in Hildo's tijd, waren er genoeg aanstaande dienstplichtigen die de diensttijd helemaal niet zagen zitten. Gelukkig voor hen was het mogelijk om niet in dienst te hoeven. Er bestond de mogelijkheid tot broederdienst, maar ook ziekte, lichamelijke afwijkingen of een te kleine lichaamslengte konden reden zijn tot vrijstelling. Ook in die tijd waren er jongens die probeerden er onderuit te komen door het een of ander te simuleren waarbij ze zelfs overgingen tot zelfverminking, bijvoorbeeld door (ten tijde van de voorladers) het met opzet de voortanden uit de mond slaan zodat een papieren patroon niet open gebeten kon worden om de kruitlading in de loop te kunnen gooien. Het schijnt ook dat sommigen er toe zijn overgegaan de trekkervinger af te kappen, wat Hildo vreemd vindt omdat een middelvinger ook uitstekend in staat is een trekker over te halen.

Remplaçanten

Een remplaçant (vervanger, Engels: 'replacement') is één van de Franse woorden die zijn blijven hangen in de Nederlandse taal na de overheersing door Napoleon. Tegenwoordig wordt het woord nauwelijks meer gebruikt. Maar werd u in de negentiende eeuw ingeloot en had uw familie geld, dan was het de gewoonte om een remplaçant te nemen die tegen betaling uw dienstplicht vervulde. Over het algemeen uiteraard sukkels aan de onderkant van de maatschappij. Maar ook jongens die geronseld werden door tussenpersonen die er een flinke duit tussenuit trokken, als een soort louche uitzendbureau. U moet begrijpen dat mensen van stand zich niet in bepaalde kringen wensten op te houden, en zeker niet in het leger tussen al die figuren van twijfelachtig allooi. Afgezien daarvan, was het soldatenleven in de kazerne niet iets waar men zich op verheugde. Het schijnt in de praktijk inderdaad geen feest geweest te zijn. Weer net zoals in Hildo's tijd, speelden verveling en drankmisbruik een gote rol, waarbij zowel de soldaten als het kader zelfs overdag tijdens de dienst regelmatig onder invloed verkeerden. Omgangsvormen? Vloeken was gemeengoed. Net als vandaag de dag klonken ook toen holle tonnen het hardst.

Had u geen geld voor een remplaçant, zoals overgrootvader Frerik, dan was u de klos en moest u dienen. Over de jaren 1818 t/m 1898 was gemiddeld 18,9% van de dienstplichtigen een vervanger. Na 1898 werd de wet aangepast en was het niet langer mogelijk een remplaçant in te huren.

                  ___________________________________________

 

6 december 2016. 11x52R Beaumont patronen... voor Truus!

Eindelijk maar toch. Hildo heeft Truus de Beaumont-Vitali al ruim een jaar. Pas nu heeft hij de munitie er voor klaar gemaakt. Een zwartkruitschutter heeft geen haast. Duidelijk is dat de patronen voor Truus iets korter zijn dan de 11x59R van Claudette, de Gras M74. Toch hoeft Truus zich niet te schamen voor haar punch want er past, inclusief een vetpil onder de kogel, gewoon 70 grain in. Vroeger misschien nog wel meer omdat de hulzen dunner waren. Een 45-70 huls bijvoorbeeld kon vroeger 70 grain bevatten, maar nu echt niet meer. In de 45-70 Starline hulzen past 65 grain met dezelfde kogel als die van Truus. Met een vetpil in de 45-70 blijft de maximale kruitlading zelfs al steken op 60 grain. Kortom: in 11x52R Beaumont patronen past gewoon netto 10 grain méér kruit dan in de roemruchte 45-70 waar destijds hordes Noord-Amerikaanse buffels mee zijn geschoten. Meer power dan de 45-70...  Respect!

Maximale lading

Hildo kiest ervoor om de de maximale lading te verschieten. Het wapen is in uitstekende staat en het gebruikte Explosia zwartkruit is naar verhouding vrij zwak. Hildo is altijd voorzichtig maar dit is geen probleem, weet hij. De kamer van Truus zal hij droogmaken en de patronen ook zodat, wanneer de hulzen uitzetten om hun uiteindelijk vorm aan te nemen, ze een goede grip hebben op de kamerwand. Olie tussen hulzen en kamer is niet goed. De grip op de kamerwand is dan minder en dan komt er meer druk op het grendelsysteem.

 

Net als overgrootvader Frerik...

...knallen met de Beaumont!

4 Januari 2017. De eerste keer met Truus!

Overgrootvader Frerik zat in dienst van 1868 t/m 1873 en in 1871 is het Beamont geweer officieel ingevoerd, hij heeft er vast mee geschoten. Voor Hildo is het de eerste keer en dat is spannend, logisch. Truus stelt niet teleur, maar Hildo moet haar wel even leren kennen. Met 70 grain kruit achter de kogel blijft er in ieder geval niets over van die typisch Nederlandse lulligheid. Als Truus geen dame geweest zou zijn, zou Hildo gezegd hebben: 'Dit is een geweer met ballen!'.

Maar hoe schiet het?

Truus is vrij zwaar en dat dempt de terugslag. Het schot dondert indrukwekkend over de baan, maar ook met deze lading is het een vriendelijk schietend geweer.

De eerste kogel... weg

31 punten lijkt niet veel, maar dat heeft een reden. De eerste kogel zit zelfs helemaal niet op de kaart. Even de kaart op 25 meter gehangen, de kogels blijken laag af te komen. Hoger richten dus. Hoe u over keep-korrel heen kijkt, kan veel uitmaken. Er is daardoor nóg een kogel onder de kaart doorgegaan. Ondanks dat de gaten niet in het midden zitten... Truus schiet superscherp! De afwijkingen die u ziet zijn natuurlijk Hildo's schuld, u weet hoe hij is. Toch meent Hildo dat hij met deze Beaumont wel eens heel hoge scores zou kunnen bereiken.

 

Magazijnpal naar voren: magazijn buiten gebruik gesteld (enkelschots)

Magazijnpal naar achteren: magazijn in gebruik gesteld (meerschots)

4 jan 2017. De werking van het magazijn

Na het eerste schot gelijk het magazijn proberen. Het laat zich prima laden. Met het maximale aantal van vier patronen in het magazijn wil hij natuurlijk ook nog eentje in de loop. Het magazijn moet voor eerst 'in gebruik' worden gesteld om het te kunnen vullen, om het daarna 'buiten gebruik' te stellen, de enkelschots stand, anders kan de grendel niet naar voren worden gehaald omdat ie tegen een patroon aankomt die in het magazijn zit. In de 'buiten gebruik' enkelschot-stand zakken de patronen in het magzijn iets naar beneden zodat u de grendel heen en weer kunt halen zonder patronen uit het magazijn te duwen. Zie de foto's hierboven.

Geen veiligheidspal (safety)

Voor de sportschutter is het niet van belang, die loopt niet rond met geladen wapens, maar voor een militair geweer is het toch wel een serieuze tekortkoming dat het wapen niet op 'veilig' gezet kan worden. In eerste instantie is de Beaumont wel met een veiligheidspal uitgevoerd, maar daar waren problemen mee en die zijn daarom allemaal maar verwijderd. Met de Beaumont-Vitali M71/88 kan met het magazijn geladen rondgelopen worden, er hoeft immers geen patroon in de kamer, maar de enkelschots Beaumont M71 moest dus eerst geladen worden voor er mee geschoten kon worden. 'Vreemd hoor', aldus Hildo.

Grendelen

Gelijk maar het magazijn vol met vier patronen en eentje in de loop. Het wapen grendelt net zoals ze schiet: uitstekend. De lege huls uitwerpen gaat perfect en ook de aanvoer vanuit het magazijn werkt uitmuntend.

Eén weigering

Er was één weigering, de patroon ging niet af. Het kan zijn dat het aan het Ginex slaghoedje ligt. In zo'n situatie altijd even wachten of het schot niet alsnog afgaat, veiligheid voor alles. Sinds het Murom-debacle schiet Hildo met Ginex, want duurder dan noodzakelijk hoeft niet. Dit is de eerste weigering met de Ginex slaghoedjes. Het grendelen gaat verassend licht, terwijl dan tegelijkertijd ook de hoofdveer wordt gespannen. Hildo vermoedt dat de hoofdveer niet erg sterk is en dat dat mogelijk de oorzaak is van de weigering.

 

4 jan 2017. Keep-korrel-doel

De keep ligt erg laag. Dat het met een speciale schuif op het vizier iets hoger gezet kan worden (lijkt op de 250 meter-stand), daar kwam Hildo pas achter toen hij weer thuis was. Het eerste schot gaat onder de kaart door, maar door het platte gedeelte aan de korrel gelijk te houden aan de bovenrand van de keep en de punt van de keep aan de onderkant van het zwart te houden, lijkt het al een stuk beter. Hoe er destijds mee geschoten werd, weet Hildo niet. De keep is erg onduidelijk te zien, erg diep is ie niet. Bovendien is de keep nogal wazig tijdens het schieten, net als hierboven op de foto. De jongere ogen van de soldaat hadden daar destijds vast minder problemen mee.

 

4 jan 2016. Schoonmaakdoekjes... Fantastisch!

Van het schoonmaken heeft Hildo even geen foto's. Tijdens het reinigen van de loop is de loop nat en kan vliegroest zich haast in seconden beginnen af te zetten. Hildo wil geen tijd verknoeien aan andere zaken dan schoonmaken en alles zo snel mogelijk weer in de beschermende olie zetten.

Hoe Hildo schoonmaakt?

Eerst de grendel verwijderen, loopmonding op de grond en een slechts vochtig (goed uitgeknepen, dus niet nat) doekje met wat afwasmiddel om de pompstok wikkelen. Hildo duwt het doekje met de pompstok van achteren richting loopmonding door de loop heen. Niet weer terug naar achteren omdat er dan rommel vanuit de loop in de kamer en het grendelmechanisme terecht kan komen. Het doekje valt dus uit de loopmonding en pas dan wordt de pompstok voorzichtig teruggehaald en volgt een nieuw doekje. Echt pompen met de pompstok met veel water doet ie alleen bij voorladers, bij die wapens helpt dat om de rommel uit het zundkanaal te krijgen.

Het aantal doekjes? Verbluffend!

Truus heeft een spiegelblanke loop en een heel nette ook nog. Het vierde doekje is al vrijwel helemaal schoon... Hildo weet niet wat ie ziet! Nog een vijfde er doorgehaald, maar dat heeft al nauwelijk zin meer: schoon is schoon. Dit heeft ie nog nooit gezien. Nog een aantal doekjes om de loop weer droog te krijgen en tot slot een doekje met WD40 door de loop. Hildo heeft geen enkel geweer dat zo snel en gemakkelijk schoon te krijgen is. Veel troep komt er ook niet uit de loop, een zwarte stip op de vloer was alles. Vrijwel al het vuil wat in de loop zat, ziet u op de doekjes hierboven. De loop lijkt zo glad dat het vuil nauwelijks kans krijgt zich te hechten. Truus is echt een fantastisch geweer, ook om schoon te maken.

Gewoon daklood kogels

In tegenstelling tot een Kropatschek, die vreselijk diepe trekken heeft die de kogel niet kan vullen en daarom, met volle ladingen door gascutting, de loop vol komt te zitten met lood, is er met de Beaumont niets aan de hand. Zelfs een volle lading met daklood kogels laat geen spoortje van lood achter in de loop. Dit wapen is echt gemaakt om te schieten met loden kogels, net zoals de Chassepot waarop het gebaseerd is, in volledige tegenstelling tot de Kropatschek die het in full-power modus van volmantels moet hebben.

Kortom

Deze Beaumont is een fantastisch geweer dat het ook na 150 jaar nog net zo goed doet en er net zo appetijtelijk uitziet als 150 jaar geleden. Hier is Hildo echt superblij mee.

 
 Zwartkruit Index